door M. Van Putten
"Toen de regering in haar Regeringsverklaring [...] handelde over de problemen van de tewerkstelling, ging ze de voorverbintenis aan haar economische politiek aan te vullen door een meer doeltreffende politiek van tewerkstelling en arbeidskrachten, namelijk door de inspanningen op het gebied van de wedertewerkstelling en de wederaanpassing van de werknemers te verruimen. (...) Het is de Regering niet onbekend dat de beste waarborgen van vastheid van betrekking voor de werknemers te vinden zijn in een politiek van economische expansie en van volledige tewerkstelling. De juridische waarborgen van een wettelijk of conventioneel statuut van de verschillende categorieën van werknemers mogen evenwel niet over het hoofd worden gezien: zij bevestigen de waarde van de menselijke belangen, welke vervat zijn in het beheer van de onderneming."
Sinds enkele jaren is onder impuls van Europa het portemonteau-woord flexicurity onontkoombaar geworden voor elkeen die betrokken is bij arbeidsmarktbeleid en discussies over de modernisering van het arbeidsrecht (zie over de oorsprong van het neologisme VANDEPUTTE, W, "Flexizekerheid: het beste van twee werelden?", TSR 2007, afl. 3, 312 e.v.). Flexicurity wordt daarbij gedefinieerd als een geïntegreerde beleidsstrategie om tegelijkertijd en doelbewust de flexibiliteit van arbeidsmarkten, arbeidsorganisaties en arbeidsverhoudingen enerzijds en de zekerheid van tewerkstelling en inkomen anderzijds te bevorderen (zie COM (2007) 359 final, 4).
Het citaat aan de inleiding van deze tekst ademt zeker de geest van flexicurity: De doelstelling de inspanningen op het gebied van de wedertewerkstelling en de wederaanpassing van de werknemers te verruimen, sluit aan bij het streven naar flexibiliteit van de arbeidsmarkten, -organisaties en -verhoudingen. En met de noodzaak van juridische waarbogen van een wettelijk of conventioneel statuut van de verschillende categorieën van werknemers wordt gerefereerd naar de zekerheid van tewerkstelling en inkomen.
Tussen de vierkante haken ontbreekt 18 november 1958. Het citaat komt uit het Kamerverslag bij het wetsontwerp en de wetsvoorstellen die tot de eerste Sluitingswet hebben geleid (Wetsontwerp betreffende de sluiting van ondernemingen - Wetsvoorstel tot regeling van de sluiting van bedrijven - Wetsontwerp ter voorkoming van willekeurige sluiting Verslag, Parl.St. Kamer 1958-1959, nr. 289/11, 2). Het citaat dateert dus van veertig jaar voor het neologisme flexicurity en een kleine eeuw van voor de Europese opmars van het begrip ...
Een recent onderzoek in opdracht van de FOD WASO gaat de impact van flexicurity op het Belgisch arbeidsrecht na. Dat er in het Belgisch arbeidsrecht al heel wat flexicurity aanwezig is, is één van de bevindingen waartoe het rapport komt. In het licht van bovenstaand citaat is dat weinig verwonderlijk. Het is maar één van de vele mogelijke illustraties.
Het rapport houdt bij de betreffende vaststelling evenwel niet op. Het probeert ook constructief met flexicurity aan de slag te gaan. Het ontwikkelt een methode die beleidsmakers en iedereen die betrokken is bij het arbeidsrecht moet helpen om ondanks de vele verschillende zekerheden en flexibiliteiten van flexicurity de blik scherp te stellen, opdat via het onvermijdbare flexicurity concept het arbeidsrecht verder zou kunnen verbeterd worden. Dat de methode bruikbare resultaten oplevert, wordt aangetoond via de analyse van enkele aspecten van het Belgisch arbeidsrecht. Behandelde thema's zijn onder meer: de bescherming van atypische werknemers, de verhouding tussen schorsing en beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de deelname aan opleiding.
Het integrale rapport, met methode en resulaten, kan geconsulteerd worden op http://www.belspo.be/belspo/home/publ/pub_ostc/AP/rAP35_nl.pdf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten