Risico-evaluatie van de werkpost naar aanleiding van de zwangerschap
De zwangerschap van de werkneemster leidt niet automatisch tot een volledige arbeidsongeschiktheid. De werkneemster blijft in beginsel dus gehouden de bedongen arbeid te presteren. De werkgever is er wel toe gehouden om in samenwerking met de arbeidsgeneesheer te evalueren of er zich een specifiek risico van blootstelling aan agentia, procédés of arbeidsomstandigheden kan voordoen dat een weerslag kan hebben op de veiligheid en gezondheid van de zwangere werkneemster en haar nog ongeboren kind (art. 41 Arbeidswet; art. 4 KB 2 mei 1995 inzake moederschapsbescherming (BS 18 mei 1995)). Bij deze evaluatie moet onder andere rekening worden gehouden met de mogelijke blootstelling aan biologische agentia, die bijvoorbeeld het gevolg
Wanneer een risico is vastgesteld, dan neemt de werkgever op voorstel van de arbeidsgeneesheer één van de volgende maatregelen:
- een tijdelijke aanpassing van de arbeidsomstandigheden of van de werktijden;
- indien dit eerste niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijze niet
- indien een overplaatsing technisch of objectief niet mogelijk is of om gegronde redenen redelijkerwijze niet
Eén van deze maatregelen moet overigens onmiddellijk worden toegepast:
- wanneer blijkt dat de werkneemster wordt blootgesteld aan verboden risico’s, die worden opgesomd in bijlage II bij het KB van 2 mei 1995;
- wanneer de werkneemster een gevaar of aandoening aanvoert die met haar toestand verband houdt en aan het verrichten van arbeid te wijten kan zijn, maar dan wel op voorwaarde dat de arbeidsgeneesheer een risico vaststelt.
(Zie art. 42 Arbeidswet; art. 7 KB 2 mei 1995)
Gezondheidstoezicht op de zwangere werkneemster
De zwangere werkneemster die wordt blootgesteld aan een vastgesteld risico moet worden onderworpen aan een gezondheidstoezicht (cf. art. 44 en 45 KB 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers, BS 16 juni 2003). De werkgever moet ter zake de nodige maatregelen treffen, hetgeen onder andere
Naar aanleiding van het gezondheidstoezicht op een zwangere werkneemster vult de arbeidsgeneesheer een formulier van gezondheidsbeoordeling in dat aangeeft of de werkneemster geschikt is om haar arbeid met of zonder aanpassingen voort te zetten, dan wel of zij volledig arbeidsongeschikt is (art. 52 KB 28 mei 2003). De arbeidsgeneesheer is ertoe gehouden, vooraleer hij een tijdelijke of definitieve werkverandering van een werknemer voorstelt, gepaste bijkomende onderzoeken te voeren. Hij moet navraag doen naar de sociale toestand van de werknemer, maakt hij een eigen, nieuwe risico-analyse en onderzoekt hij ter plaatse welke maatregelen en aanpassingen het mogelijk zouden maken om de werknemer zijn werkpost of activiteiten te laten behouden, rekening houdend met diens mogelijkheden (art. 55 KB 28 mei 2003). Het komt aan de werkgever, de arbeidsgeneesheer, de personeelsafgevaardigden en de werknemer ook toe voorafgaand overleg te plegen betreffende de mogelijkheden voor ander werk en de maatregelen voor aanpassing van de werkposten (art. 57 KB 28 mei 2003).
Uiteindelijke beslissingname en betwisting daarvan
Uiteindelijk komt het aan de werkgever toe om een beslissing te nemen en om de nodige maatregelen te treffen, gaande van handhaving van de bedongen arbeid tot volledige schorsing van de arbeidsovereenkomst. Het is echter aan de werkgever verboden een zwangere werkneemster die door de arbeidsgeneesheer ongeschikt werd verklaard aan het werk te stellen of te houden op werkposten waarvan de beoordeling heeft aangetoond dat er een bijzonder risico bestaat.
De werkgever
De werknemer beschikt wel over de mogelijkheid om met betrekking tot de beslissing van de arbeidsgeneesheer een overlegprocedure op te starten, maar enkel in het geval dat deze oordeelt dat een werkverandering noodzakelijk is en een loutere aanpassing van de functie niet mogelijk is of om gegronde redenen niet kan worden geëist (art. 59 KB 28 mei 2003). Ingeval het een zwangere werkneemster betreft die aan een risico wordt blootgesteld, zal de arbeidsgeneesheer onverwijld het formulier van gezondheidsbeoordeling invullen, zonder dat deze beslissing wordt geschorst door het overleg, en zal hij na de overlegprocedure een nieuw formulier opstellen (art. 62 KB 28 mei 2003).
De werknemer
De wet voorziet niet in een beslechtingsprocedure wanneer de werknemer het oneens zou zijn met de uiteindelijke beslissing van de werkgever. Nochtans
Afwezigheid van het werk tijdens de zwangerschap
Hoger werd reeds aangegeven dat de zwangerschap niet automatisch gelijkstaat aan een volledige arbeidsongeschiktheid (met een tijdelijke afwezigheid tot gevolg), dat indien de arbeidsgeneesheer de werkneemster volledig arbeidsongeschikt verklaart, de schorsing van de arbeidsovereenkomst in die beslissing zijn rechtvaardiging vindt en het daarenboven aan de werkgever verboden is de werkneemster tewerk te stellen. Wanneer de zwangere werkneemster dus niet volledig arbeidsongeschikt is verklaard door de arbeidsgeneesheer en zij haar arbeid voortzet, al dan niet na aanpassing of verandering daarvan, moet zij die arbeid ook presteren. Zoals hoger ook werd aangegeven, moet zij de overleg- of beroepsprocedure voorzien in het KB van 28 mei 2003 aanwenden, zo zij het oneens is met de beslissing van de arbeidsgeneesheer inzake aanpassing van het werk of verandering van functie.
Wanneer zij door omstandigheden op een bepaald ogenblik wegens ziekte toch in de onmogelijkheid verkeert haar arbeid te verrichten, moet zij overeenkomstig art. 31, §2 Arbeidsovereenkomstenwet de werkgever daarvan onmiddellijk op de hoogte brengen, en moet zij, indien een CAO of het arbeidsreglement dit bepaalt, aan de werkgever een geneeskundig voorschrift overhandigen. Doet zij dit niet, dan is - zelfs in die omstandigheden – de afwezigheid ongewettigd, hetgeen een contractuele wanprestatie is (cf. Arbh. Luik 25 maart 1992, Ors. 1994, 104). Wanneer de zwangere werkneemster aangeeft haar (aangepaste) arbeid wegens ziekte niet te kunnen presteren, behoudt de werkgever dus ook het recht de arbeidsongeschiktheid te laten verifiëren door een controlearts (art. 31, §3 Arbeidsovereenkomstenwet). Dat een geneeskundige controle tijdens een zwangerschap niet is uitgesloten, blijkt trouwens uit het vonnis van de Arbeidsrechtbank te Gent van 26 juni 1992 (TGR 1993, 45) waarin werd geoordeeld dat het zich onttrekken aan zodanige controle door een zwangere werkneemster een contractuele tekortkoming is.
Het spreekt voor zich dat, ingeval een zwangere werkneemster aangepaste arbeid verricht, haar arbeidsgeschiktheid met betrekking tot die aangepaste arbeid en niet met betrekking tot de door haar normaal uitgeoefende functie moet worden beoordeeld. Wanneer de controlearts oordeelt dat de werkneemster arbeidsgeschikt is, ontstaat er een medisch geschil. De werkgever
Ontslag enkel mogelijk mits dringende of voldoende reden
Overeenkomstig artikel 40 van de Arbeidswet mag de werkgever die een zwangere werkneemster tewerkstelt, geen handeling stellen die ertoe strekt eenzijdig een einde te maken aan de dienstbetrekking vanaf het ogenblik waarop hij werd ingelicht omtrent de zwangerschap tot een maand na het einde van de postnatale rustperiode, behalve om redenen die vreemd zijn aan de lichamelijke toestand als gevolg van de zwangerschap of van de bevalling. Het betreft dus een ontslagbescherming, maar geen echt ontslagverbod.
Het is overigens zo dat zelfs buiten de periode van ontslagbescherming een ontslag dat zijn reden vindt in de zwangerschap, de bevalling of de moederschap, onrechtmatig is, aangezien het een directe vorm van discriminatie op grond van geslacht betreft (cf. 4, §1 van de Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen (BS 30 mei 2007) en HvJ, C‑179/88, 8 november 1990 (Hertz); C-421/92, 5 mei 1994 (Habermann); C-32/93, 14 juli 1994 (Webb); C‑394/96, 30 juni 1998 (Brown); 4 oktober 2001; C-460/06, 11 oktober 2007 (Paquay)).
Voldoende reden: volgens sommige rechtspraak een fout van de werkneemster
De werkgever
Als voldoende reden wordt aangemerkt een reden die verband houdt met de organisatie van de onderneming of met de persoon van de werkneemster (K. BERGHS, “De ontslagbeperking voor zwangere werkneemsters”, AJT 2001-2002, 118-119; K. SALOMEZ, De rechtspositie van de ontslagmacht naar Belgisch arbeidsrecht, Brugge, Die Keure, 2004, 98). Sommige rechtspraak is behoorlijk streng wanneer het ontslag (beweerdelijk) is gebaseerd op het gedrag van de werkneemster en dus geen verband houdt met een economische of technische reden, zoals een collectief ontslag dat een deel van het personeel treft (zie wat betreft dit laatste: Arbh. Brussel 29 juni 1973, TSR 1973, 304; Arbh. Luik 5 oktober 1977, JLMB 1977-1978, 91; Arbrb.
Andere rechtspraak oordeelt dat de geldige ontslagreden ook verband
Het niet-presteren van arbeid en al dan niet gewettigde afwezigheid als contractuele tekortkoming
De werknemer verbindt zich ertoe de overeengekomen arbeid te presteren. De zwangere werkneemster is ertoe gehouden de door de werkgever bepaalde aangepaste arbeid te verrichten, zeker wanneer zij de beslissing van de arbeidsgeneesheer in die zin niet heeft aangevochten via de overleg- of beroepsprocedure. Het niet presteren van deze arbeid is een contractuele tekortkoming, dat echter niet noodzakelijk een dringende reden tot ontslag uitmaakt (cf. Arbh. Luik 25 maart 1992, Ors. 1994, 104; Arbh. Luik 10 januari 2001, JTT 2007, 204). In een arrest van 19 december 1989 aanvaardde het Arbeidshof te Antwerpen zelfs het ontslag om dringende redenen wegens een werkweigering die was gebaseerd op een door de werknemer aangevoerd maar niet bewezen gevaar voor de gezondheid (Soc. Kron. 1995, 221). Over het algemeen neemt de rechtspraak aan dat een ongewettigde afwezigheid een zwaarwichtige reden tot ontslag is en dat, zeker wanneer zij niet kortstondig is, een ontslag om dringende reden rechtvaardigt (C. Engels, Ontslag wegens dringende redenen, Mechelen, Kluwer, 2006, 108).
In het kader van het leerstuk van het willekeurig ontslag (art. 63 Arbeidsovereenkomstenwet) werd niet alleen reeds aanvaard dat het ontslag gerechtvaardigd is wanneer het is ingegeven door een ongewettigde afwezigheid van de werknemer (Zie Arbh. Luik 26 februari 1986, JLMB 1986, 398; Arbh. Brussel 5 oktober 1998, Soc. Kron. 2001, 470), maar zelfs wanneer het is ingegeven door wettige afwezigheden die de goede gang van zaken in de onderneming verstoren (Arbh. Luik 4 december 1985, JTT 1987, 224; Arbh. Antwerpen 17 april 1986, TSR 1986, 540; Arbh. Brussel 15 december 1986, TSR 1987, 330; Arbbh. Luik 16 november 1996, Soc. Kron. 1998, 67; Arbh. Luik 7 augustus 2001, Or. 2001, afl. 12, 2; Arbh. Luik 6 juni 2005, JTT 2006, 18). Wanneer de werkgever het ontslag steunt op een ongewettigde afwezigheid van de werknemer, moet hij hiervan wel het bewijs leveren, anders wordt het ontslag wel aangemerkt als willekeurig (zie Cass. 18 juni 2001, Arr. Cass. 2001, 1197).
Bewijs van het ontslagmotief
Het is de werkgever die de bewijslast draagt dat er een dringende of voldoende reden voorhanden is die het ontslag van een zwangere werkneemster rechtvaardigt (Art. 40 Arbeidswet; Arbh.
In een arrest van het Arbeidshof te Antwerpen (13 maart 1979, Med.VBO 1980, 458) werd bij de beoordeling van het ontslagmotief rekening gehouden met de chronologie van de feiten. Er werd door het
Sanctie
Zo de ingeroepen reden tot staving van het ontslag ingegeven is door de lichamelijke toestand die voortvloeit uit de zwangerschap of de bevalling, is de werkgever volgens artikel 40 van de Arbeidswet een forfaitaire vergoeding gelijk aan het brutoloon voor zes maanden verschuldigd, die kan gecumuleerd worden met een eventuele opzeggingsvergoeding (zie wat betreft dit laatste ook Arbh. Luik 12 oktober 1995, Soc. Kron. 1997, 483).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten