De Franse
wetgeving ten tijde van de feiten van deze zaak
behield het huwelijk voor aan koppels van verschillend geslacht.
Hay is een
werknemer van Crédit agricole mutuel wier collectieve arbeidsovereenkomst
bepaalde voordelen, te weten bijzondere verlofdagen en een loontoeslag, toekent
aan de werknemers ter gelegenheid van hun huwelijk. Hay, die een
samenlevingscontract had gesloten met zijn partner van hetzelfde geslacht,
kreeg deze voordelen niet op grond dat zij overeenkomstig de collectieve
arbeidsovereenkomst alleen worden toegekend in geval van huwelijk.
Hay heeft
deze weigering betwist voor de Franse gerechten. De Cour de cassation
(Frankrijk), bij wie de zaak in laatste instantie aanhangig was, vraagt het Hof
van Justitie of de ongelijke behandeling van personen die een
samenlevingscontract hebben gesloten met hun partner van hetzelfde geslacht,
een discriminatie vormt op grond van seksuele geaardheid, die door het Unierecht
is verboden in arbeidsverhoudingen.
In zijn
arrest onderzoekt het Hof eerst of de situatie van personen die huwen
en de situatie van personen die, omdat zij niet met een persoon van hetzelfde
geslacht mogen huwen, een samenlevingscontract sluiten, vergelijkbaar zijn ten
aanzien van de toekenning van de betrokken voordelen. In dit verband stelt het
Hof vast dat laatstbedoelden, net zoals gehuwde personen, er zich binnen een welomlijnd
rechtskader toe verbinden om een gemeenschappelijk leven te leiden en elkaar
wederzijdse steun en bijstand te bieden. Bovendien herinnert het Hof eraan dat
het samenlevingscontract, ten tijde van de feiten van deze zaak, de enige
mogelijkheid was die het Franse recht aan koppels van hetzelfde geslacht bood
om aan hun partnerschap een rechtspositie te geven die zeker was en aan derden kon
worden tegengeworpen.
Derhalve stelt
het Hof vast dat de situatie van personen die huwen en die van personen van
hetzelfde geslacht die, omdat zij niet mogen huwen een samenlevingscontract
sluiten, vergelijkbaar zijn met
betrekking tot de toekenning van de betrokken voordelen.
Vervolgens
oordeelt het Hof dat de collectieve
arbeidsovereenkomst, die betaalde verlofdagen en een loontoeslag toekent aan
werknemers die huwen, terwijl personen van hetzelfde geslacht daar geen
aanspraak op kunnen maken, een directe
discriminatie op grond van seksuele geaardheid in het leven roept ten aanzien
van homoseksuele werknemers die een samenlevingscontract sluiten. In dit
verband verandert de omstandigheid dat het samenlevingscontract niet alleen aan
homoseksuele koppels is voorbehouden niets aan de aard van de discriminatie
jegens deze koppels die, anders dan heteroseksuele koppers, destijds niet
konden huwen voor de wet.
Ten slotte
antwoordt het Hof dat, aangezien de ongunstige behandeling van koppels die een
samenlevingscontract hebben gesloten, niet door een in de richtlijn neergelegde
dwingende reden van algemeen belang is gerechtvaardigd, het Unierecht zich verzet tegen de betwiste
bepaling van de collectieve arbeidsovereenkomst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten