25 april 2007

Flightcare vs. Vindevoghel

Door K. Salomez

1. Op 6 april 2007 velde het Arbeidshof te Brussel een arrest in de inmiddels reeds bijna twee jaar aanslepende zaak betreffende de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van syndicaal afgevaardigde mevrouw Vindedvoghel.

In het Belgisch arbeidsrecht verhindert het principe van de ontslagmacht, dat wanneer één der partijen bij de arbeidsovereenkomst deze eenzijdig heeft beëindigd, ook al werden hierbij bepaalde ontslagverboden of –beperkingen miskend, deze door de rechter zou verplicht worden de overeenkomst toch verder uit te voeren. Dit betekent met andere woorden dat een onterecht ontslagen werknemer zijn werkgever niet zal kunnen verplichten hem te reïntegreren (Zie K. Salomez, De rechtspositie van de ontslagmacht naar Belgisch arbeidsrecht, Brugge, Die Keure, 2004).

2. Hoewel menig rechtsonderhorige bij lezing van de verslaggeving in de pers over het genoemde arrest het gevoel zal hebben gekregen dat de Brusselse arbeidsrechter toch een dergelijke reïntegratie heeft bevolen, en het de facto ook hierop neerkomt, is dit formeel- juridisch niet wat het Arbeidshof heeft beslist.

Het Arbeidshof heeft immers niet geoordeeld dat een onterecht geven ontslag geen uitwerking kon hebben en de werknemer niettegenstaande dit ontslag zou moeten worden gereïntegreerd. Het Arbeidshof stelde eenvoudigweg vast dat er nooit een beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden, en dat derhalve de nog bestaande overeenkomst verder moet worden uitgevoerd. Ter zijde kan worden opgemerkt dat het Arbeidshof met verwijzing naar artikel 1385bis Ger. W. het verzoek van de werkneemster om het bevel te laten flankeren door een dwangsom, heeft afgewezen.

3. Het oordeel van het Arbeidshof dat de arbeidsovereenkomst nooit werd beëindigd is bijzonder origineel te noemen.

De werkgever had de beëindiging weliswaar ten onrechte vastgesteld op basis van overmacht (de intrekking van de toegangsbadge waaraan naar het oordeel van het Arbeidshof de werkgever zelf schuld had, daar zij om deze intrekking hadden verzocht bij BIAC). Wanneer ten onrechte de beëindiging wordt vastgesteld hetzij op grond van overmacht, hetzij wegens de eenzijdige wijziging van een essentiële arbeidsvoorwaarde door de werkgever, wordt doorgaans vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst beëindigd blijft. In voorkomend geval wordt alleen de beëindiging toegerekend aan degene die zich ten onrechte op de overmacht of de eenzijdige wijziging beriep, met als belangrijkste gevolg dat laatstgenoemde veelal een vergoeding zal verschuldigd zijn aan de tegenpartij.

In casu oordeelt het Arbeidshof hier anders over.

Hierdoor realiseert het Arbeidshof in wezen via een omweg dat een onterecht ontslagen werknemer zou worden gereïntegreerd. De beslissing is zonder enige twijfel origineel en zeer moedig, doch in het licht van het voorgaande durf ik mijn twijfels uiten bij de juridische correctheid van de redenering.

Geen opmerkingen: