door K. Nevens
1. Een wetgevende activiteit die om de zoveel decennia blijkbaar 'trendy' is, is het redigeren en uitvaardigen van officiële wetboeken. Dat de wetgever de laatste jaren opnieuw gebeten is door de microbe, mag blijken uit de uitvaardiging van het Wetboek van Vennootschappen (BS 6 augustus 1999), het Wetboek IPR (BS 27 juli 2004) en de aanneming door Kamer en Senaat van het (ontwerp van) Sociaal Strafwetboek , om ook nog maar te zwijgen van het ontwerp van Wetboek Economisch Recht, dat op aangeven van de FOD Economie recent door de professoren Byttebier, Feltkamp en Brison (allen VUB)werd uitgewerkt.
Het Sociaal Strafwetboek is - in afwachting van de vervolmaking van de Codex Welzijn op het Werk - het eerste 'echte' wetboek in het domein van het sociaal recht. De bespreking en goedkeuring ervan werd in Kamer en Senaat dan ook onthaald als een belangrijke gebeurtenis. In het sociaal recht slaagde de wetgever tot op heden immers hooguit erin bepaalde subdomeinen te codificeren en te coördineren. Wat betreft het arbeidsrecht gebeurde dit voornamelijk in de jaren '60 en '70. De Loonbeschermingswet, Arbeidsreglementenwet, CAO-wet, Arbeidswet, Feestdagen: het zijn gekende voorbeelden. In het socialezekerheidsrecht leggen de RSZ-wet, de latere Wet Dhoore (Algemene beginselenwet van 29 juni 1981) en het Handvest van de Sociaal Verzekerde enkele schaarse fundamenten.
Met het Sociaal Strafwetboek, een Codex Welzijn op het Werk en verschillende solide arbeidswetten is het arbeidsrecht dus nog een eind verwijderd van een heus Arbeidswetboek. Het uitvaardigen van zo'n wetboek wordt nochtans bepleit door prof.dr. Marc Rigaux, die natuurlijk het Franse voorbeeld van de Code du Travail voor ogen heeft (zie Tussen burgerschap en sociale concurrentie, Antwerpen, Intersentia, 2004). Frankrijk heeft trouwens ook een afzonderlijk socialezekerheidswetboek, in de vorm van le Code de la Sécurité Sociale. Dit laatste moet voor de Belgische jurist allicht als muziek in de oren klinken. Het (Belgische) socialezekerheidsrecht wordt immers gekenmerkt door een teveel aan steeds wijzigende wetgeving, door de Nederlander Noordam niet zonder reden 'wegwerprecht' genoemd (Socialezekerheidsrecht, Deventer, Kluwer, 2000, p. 48), dat niet alleen voor de rechtsonderhorige maar voor menig nederig jurist (te) ingewikkeld en ongrijpbaar is (cf. W. Rauws en K. Nevens, "De recente rechtspraak van het Hof van Cassatie in het socialezekerheidsrecht, in Actuele problemen van het sociale-zekerheidsrecht, Brugge, Die Keure, 2007, p. 104). Prof. dr. Van Langendonck noemt de sociale zekerheid dan ook een doolhof van overdreven zware procedures waarin mensen hun weg en hun rechten verliezen ("Wat is er echt mis met de sociale zekerheid?", BTSZ 2006, p. 289).
2. Vanaf de Tweede Wereldoorlog werden nochtans verwoede pogingen ondernomen om het arbeidsrecht in een wetboek te gieten, getuige daarvan het voorstel van toenmalig minister van Arbeid Troclet tot uitvaardiging van een Burgerlijk Arbeidswetboek (Code civil de travail) (Parl. St. Senaat 1950-51, nr. 125) Daarmee wilde de minister vooral het individuele arbeidsovereenkomstenrecht goed geregeld zien, iets wat later slechts fragmentair zou worden verwezenlijkt met de Arbeidsovereenkomstenwet in 1978. Tot in de jaren '60 werd in België trouwens nog vaak gesproken over de sociale wetgeving en werd het onderscheid tussen arbeidsrecht en socialezekerheidsrecht amper gemaakt, zodat soms ook de codificatie van het gehele sociaal recht werd bepleit.
Troclet schudde toendertijd ook een voorstel tot codificatie van de gehele arbeidsreglementering uit zijn mouw. In een niet-gepubliceerd advies van de Raad van State (L7389/2, d.d. 24 maart 1961), waarvan ik met de hulp van prof.dr. Marnix Van Damme een kopij wist te bekomen, blijkt dat de Raad dat plan toch iets te ambitieus vond. Volgens de Raad moest nog wat voorbereidend werk worden geleverd en moest eerst de bestaande arbeidswetgeving op elkaar worden afgestemd: "vereenvoudiging (moet) de codificatie (...) voorafgaan" (Advies, p. 31). Interessant zijn ook enkele overwegingen van de Raad aangaande het onderscheid tussen het arbeidsrecht en het socialezekerheidsrecht, rechtstakken waarvan vandaag meer dan ooit wordt ingezien dat zij slechts uit historische beschouwingen samen worden gebundeld tot het 'sociaal recht'. Volgens de Raad zou het opnemen van de socialezekerheidswetgeving in een 'Sociaal Wetboek' tot niet te verwaarlozen (wetgevingstechnische) moeilijkheden en bezwaren leiden (Advies, p. 8).
Later, toen het voor eenieder duidelijk was geworden dat de sociale zekerheid niet zomaar samengebundeld kan worden met het arbeidsrecht, werd er in ons land ook een poging ondernomen om het socialezekerheidsrecht te codificeren. Het was de zogeheten Commissie Dillemans die een heus ontwerp van Wetboek Sociale Zekerheid redigeerde, dat het nooit tot wet schopte, maar wel nog steeds in boekvorm kan worden geraadpleegd (zie R. Dillemans, B. Van Buggenhout en J. Van Langendonck, Ontwerp van wetboek sociale zekerheid, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1978, 205 p) en dus een bron van inspiratie kan zijn voor hij/zij die wil reflecteren over het socialezekerheidsrecht of deelaspecten daarvan. Het ontwerp werd in het verleden alvast ten dele gerecupereerd in de Arbeidsinspectiewet en heeft dus finaal ook zijn weerslag gehad op het nakende Sociaal Strafwetboek (zie J. Van Damme, "De administratieve geldboeten in het ontwerp van Sociaal Strafwetboek", BTSZ 2007, p. 70).
3. Nu moet worden vastgesteld dat de wijzigingen aan en in het arbeids- en socialezekerheidsrecht meer en meer via de spreekwoordelijke gesel van programmawetten en andere wetten inzake diverse (arbeids)bepalingen worden doorgevoerd, en geen van beide rechtsgebieden de laatste jaren vanuit wetgevingstechnisch oogpunt veel in de breedte zijn gegroeid, dringt zich meer dan ooit de vraag op of het niet tijd wordt om alle gekende federale 'basiswetten' eens samen te brengen in twee wetboeken: enerzijds een Arbeidswetboek en anderzijds een Wetboek Sociale Zekerheid. Vooral de arbeidswetgeving uit de jaren '60 en '70 beoogde immers een prelude te zijn op dergelijke codificatie. Het nakende Sociaal Strafwetboek zou dan plaats kunnen nemen als derde deel van een duidelijke en toegankelijke triptiek aan sociaalrechtelijke wetboeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten