04 maart 2007

Vakbonden mogen (principieel) leden uitsluiten

door K. Nevens

1. In een arrest van 27 februari 2007 oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat de Britse wetgeving die aan vakverenigingen verbiedt leden van een welbepaalde politieke partij uit de organisatie te zetten, in strijd is met artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De Britse vakbond ASLEF had in de loop van 2002 één van haar leden uit haar rangen verwijderd omwille van lidmaatschap van de British National Party, een extreem-rechtse politieke partij, die naar eigen zeggen opkomt voor "the white british working class". De Britse arbeidsgerechten oordeelden echter dat de ASLEF onrechtmatig had gehandeld.

In haar arrest herinnerde het Hof eraan dat de European Committee of Social Rights reeds had geopperd dat de Britse Trade Union & Labour Relations Act - in zoverre deze wet aan vakverenigingen beperkingen oplegt wat betreft het vrij kiezen van voorwaarden van lidmaatschap - niet in overeenstemming is met artikel 5 van het Europees Sociaal Handvest (zie bijvoorbeeld conclusie XVI-1, p.684). Voorts benadrukte het Hof dat vakbonden gewoonlijk een ideologische inslag hebben en geregeld standpunt innemen inzake sociale en politieke onderwerpen. Als private actor moeten vakverenigingen daarom vrij de voorwaarden van lidmaatschap kunnen reguleren. Het Hof verwijst ter vergelijking naar politieke partijen en religieuze organisaties, die ook niet zomaar iedereen verwelkomen en tolereren in hun kringen. Kortom, het ASLEF en de TUC vieren een overwinning. "Every union will welcome this clear decision that they can now expel BNP members", aldus de secretaris-generaal van de TUC, Brendan Barber.

2. Het Hof nuanceert echter onmiddellijk haar vrij principiële uitspraak. Wanneer vakverenigingen taken van openbare dienst vervullen en hiertoe gefinancierd worden door de Staat, lijkt meer omzichtigheid geboden. Hetzelfde geldt wanneer er sprake zou zijn van een closed of union shop-systeem waarbij tewerkstelling of bepaalde voordelen door een werkgever worden voorbehouden aan leden van (een) welbepaalde vakvereniging(en).

Zo haalde de praktijk van het ACV om werkloze leden uit de vereniging te zetten bij het niet-betalen van het lidgeld, in ons land het nieuws. Vanuit verschillende hoek - met inbegrip van de minister van werk, arbeid en sociaal overleg - werd toen schande gesproken. Jong VLD riep onmiddellijk op een einde te stellen aan de taak van de vakbonden om in de werkloosheidsverzekering als uitbetalingsinstelling op te treden. Deze jongerenpartij vindt het "een totale aberratie dat vakbonden [...] een kerntaak van de overheid op zich nemen". De voorzitter van Jong VLD sluit af met de vaststelling dat de overheid deze taak trouwens op een veel efficiëntere manier zou uitvoeren. Vanuit een liberale overtuiging mogen deze argumenten verbazen en lijkt Jong VLD ook te erkennen dat private actoren niet optimaal en niet altijd goedkoper aan openbare dienstverlening kunnen doen. In andere takken van de sociale zekerheid wordt nochtans vaak andersom beweerd. Waarschijnlijk stoort Jong VLD zich vooral aan de hoge syndicalisatiegraad in België, die gerelateerd zou zijn aan de rol die de erkende vakverenigingen ins ons sociaal bestel voor zich nemen.

Allicht menen zij die met de vinger wezen, dat het besproken arrest van het Europees Hof hun gelijk bewijst (zie bijvoorbeeld het Vlaams Belang-standpunt). Het feit dat de erkende vakverenigingen in de Belgische werkloosheidsverzekering uitbetalingsinstellingen zijn, lijkt in het nadeel van het ACV te pleiten. Toch moet rekening worden gehouden met de specifieke nationale context. Naast de erkende vakverenigingen opereert ook de Hulpkas voor Werkloosheid als uitbetalingsinstelling. Als overheidsinstelling is de HVW politiek neutraal en garandeert zij in de werkloosheidsverzekering de continuïteit en toegankelijkheid van de openbare dienst. Een werkloze die door het ACV uit de vereniging wordt gezet en de transitie maakt naar de HVW, lijkt dan ook bezwaarlijk hard te kunnen maken dat hij schade zou hebben geleden. Uitsluiting door het ACV zou dan ook niet leiden tot "apparent prejudice suffered in terms of livelihood" om de bewoordingen van het Hof te hanteren.

het lijkt er dan ook op dat ACV-voorzitter Luc Cortebeeck terecht verontwaardigd mag zijn wat betreft de berichtgeving omtrent "de praktijken" van zijn organisatie (zie Visie, nr.2007/7, p.9). Daarbij dient hij ook Jong VLD impliciet van antwoord. Uit het Jaarverslag van de RVA zou blijken dat de diensten van het ACV efficiënter zijn dan deze van de HVW.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Ben ik de enige die het ietwat ironisch vind dat de vakbond zich in feite beroept op een recht om te discrimineren? Vakbonden en Matthias Storme, één front?

K. Nevens zei

Ik denk dat uit het arrest duidelijk blijkt dat het Hof de "geaardheid" van vakbonden in rekening brengt.Een vakvereniging wordt blijkbaar een "tendenzbetrieb" beschouwd.

Zoals politieke partijen en religieuze verenigingen hebben vakbonden vaak een duidelijk ideologisch profiel, hetgeen een "discriminatie" op ideologische gronden toelaatbaar maakt.

De vrijheid van vakverenigingen om de voorwaarden van lidmaatschap te bepalen gaat echter niet zover als zouden deze op basis van criteria niet gerelateerd aan ideologie gefundeerd mogen worden.

Toegegeven, vakverenigingen zijn historisch niet altijd het toonbeeld geweest van verdraagzaamheid. Men hoeft maar te denken aan de zogenaamde "craft unions" uit midden negentiende eeuw. Ongeschoolde arbeiders, zwarten, vrouwen maar meestal niet welkom...