10 april 2008

Inbreuken op de sociale wetgeving door de gebruiker van de uitzendkracht: Grondwettelijk Hof doet uitspraak over legaliteit van de toerekenbaarheid


door Koen Nevens

1. Overeenkomstig artikel 19bis van de Uitzendarbeidwet kan de gebruiker, zijn lasthebber of aangestelde die zich schuldig maakt aan een overtreding van de bepalingen die in artikel 19 van diezelfde wet worden aangehaald, gestraft worden.

Artikel 19 verplicht de gebruiker van een uitzendkracht ertoe bepaalde verplichtingen na te leven die andere reglementeringen met betrekking tot arbeid opleggen aan de werkgever van een werknemer buiten elke uitzendrelatie en luidt als volgt:

"Gedurende de periode waarin de uitzendkracht bij de gebruiker werkt staat deze in voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de
bescherming van de arbeid welke gelden op de plaats van het werk.

Voor de toepassing van het eerste lid, worden de bepalingen die betrekking hebben op de arbeidsduur, de feestdagen, de zondagsrust, de vrouwenarbeid, de arbeid van jeugdige
personen, de nachtarbeid, de arbeidsreglementen, de bepalingen inzake het toezicht op de
prestaties van de deeltijdse werknemers zoals bepaald in de artikelen 157 tot 169 van de
programmawet van 22 december 1989, de gezondheid en de veiligheid van de werknemers,
alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, beschouwd als bepalingen die
gelden op de plaats van het werk.

De Koning kan, na advies van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en voor wat de
bepalingen betreft inzake de gezondheid en de veiligheid van de werknemers, evenals inzake
de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen na advies van de Hoge Raad voor
veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen:
1° de in het tweede lid vermelde opsomming wijzigen of aanvullen;
2° bepalen welke de verplichtingen van genoemde wetgevingen zijn die respectievelijk op de gebruiker en op het uitzendbureau rusten."

2. Volgens het Grondwettelijk Hof (arrest nr. 61/2008) is artikel 39bis van de Uitzendarbeidwet niet in strijd met het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel zoals verankerd in de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 7 van het EVRM.

Door gebruik te maken van termen als "gebruiker", "lasthebbers" of "aangestelden" hanteert de wetgever volgens het Hof nauwkeurige begrippen die regelmatig worden gebruikt in andere teksten en die gemakkelijk definieerbaar zijn.

Uit artikel 7 en 17 van de Uitzendarbeid vloeit voort dat de gebruiker degene is bij wie de uitzendkracht arbeid verricht die hem krachtens een overeenkomst door een uitzendkantoor worden ter beschikking gesteld.

Onder "aangestelde" verstaat men in het sociaal strafrecht elke werknemer die bekleed is met het gezag om de wet te doen naleven en om de inbreuk te doen ophouden, hetgeen niet overeenkomst met het begrip aangestelde uit artikel 1384 BW. Onder lasthebber begrijpt men dan weer iedereen die, zonder in ondergeschikt verband te staan met de werkgever, stilzwijgend of uitdrukkelijk is belast met het vervullen van opdrachten voor zijn rekening.

Geen opmerkingen: