30 oktober 2008

Het niet toekennen van een verhoogde kinderbijslag aan een niet-uitkeringsgerechtigde werkloze schendt kinderrechtenverdrag


1. "Schendt artikel 42bis, eerste lid, van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 19 december 1939, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2, 3, 26.2 en 27.3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen te New York op 20 november 1989, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een verschil in behandeling invoert tussen de rechtgevende kinderen van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen en de rechtgevende kinderen van niet uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, daar het het voordeel van de verhoogde kinderbijslag vanaf de zevende maand werkloosheid voorbehoudt aan de eerstgenoemden, met uitsluiting dus van de laatstgenoemden ?", dat was hetgeen het Arbeidshof te Luik zich afvroeg.

In arrest nr. 145/2008 antwoordde het Grondwettelijk Hof deze vraag bevestigend.

2. Het Hof wijst eerst erop dat de toekenning van kinderbijslag ertoe strekt bij te dragen in de kosten van onderhoud en opvoeding van de kinderen; ze biedt een gedeeltelijke compensatie voor de toegenomen lasten die door het gezin worden gedragen wanneer het zich uitbreidt. Het algemene stelsel van de kinderbijslag is misschien wel een verzekeringsstelsel, wat inhoudt dat de bestaansmiddelen van de begunstigden ervan niet in aanmerking worden genomen om te bepalen of het recht om die bijslag te genieten, bestaat, maar dat algemene stelsel wordt gecorrigeerd ten voordele van bepaalde categorieën van begunstigden die een bijzondere aandacht vereisen. Dat is het geval bij de kinderen van de pensioengerechtigde, van de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze en van wie een overlevingsuitkering geniet, aan wie het in het geding zijnde artikel 42bis een verhoogde kinderbijslag toekent.

Het Hof wijst erop dat artikel 42bis in de gecoördineerde wetten werd ingevoegd om de volgende redenen:

"Het recht op kinderbijslag wordt […] verder toegekend aan de kinderen van invalide werknemers, aan de kinderen die op de bijslag voor een mindervalide kind zijn gerechtigd voor wat betreft deze bijslag en de leeftijdsbijslag, aan de kinderen die de wezenbijslag ontvangen, aan de kinderen van werklozen die sinds zes maand uitkeringsgerechtigd zijn en aan de kinderen van gepensioneerden. […] De kinderen of hun gezin, die zelf in een minder gunstige sociale economische situatie verkeren zullen de voordelen die zij tot nu toe hebben ontvangen, niet verliezen".

Artikel 42bis werd later gewijzigd, met name bij artikel 52 van de programmawet van 22 december 1989. Die wijziging werd tijdens de parlementaire voorbereiding als volgt toegelicht :

"Artikel 42bis betreft de toekenning van de verhoogde kinderbijslag voor gepensioneerden en langdurig werklozen. Het doel van de in de huidige wet bevatte hervorming is een meer stabiele toekenning van de basiskinderbijslag door de ‘ trimestrialisering ’ van het recht. Zoals in de memorie van toelichting reeds gezegd werd, worden de verhogingen van de bijslag verleend om aan bijzondere familiale situaties tegemoet te komen. Die verhogingen blijven maandelijks verschuldigd. Bijgevolg werden de thans globaal uitgedrukte bedragen van de bijslag gesplitst in basisbedragen (vermeld in het nieuwe artikel 40) en bijkomende bijslag. Deze wijziging verandert niets aan de bedragen gestort aan de uitkeringsgerechtigde gezinnen. Het gaat eerder om een technische aanpassing die het mogelijk maakt het recht op de basisuitkering te ‘trimestrialiseren ’ en toch een soepele maandelijkse toekenning van de verhogingen te behouden" (Parl. St., Kamer, 1989-1990, nr. 975/1, p. 31).

Er werd ook verduidelijkt :

"Men weet dat de kinderbijslag beschouwd wordt als een financiële tussenkomst bij de opvoeding van de kinderen. Er wordt rekening gehouden met de feitelijke toestand van het gezin, waarin het kind wordt opgevoed. Zo komt het dat verhoogde kinderbijslagen werden voorzien om het hoofd te bieden aan bijzondere moeilijkheden :
- vermindering van inkomsten (verhoogde bijslag voor werklozen, invaliden, gepensioneerden), de handicap van het kind, de leeftijdsbijslag, het in aanmerking nemen van de rang van het kind. Deze toestanden kunnen van de ene tot de andere maand veranderen en het is van essentieel belang dat de bijslag, die maandelijks wordt verleend, afhankelijk blijft van de werkelijke gezinstoestand. De driemaandelijkse vaststelling van het recht waarborgt de blijvende uitbetaling van een basisbedrag (behalve bij het ophouden van het recht) terwijl de aanvullende bijslagen maandelijks worden toegekend rekening houdend met de gezinstoestand tijdens de maand waarop ze betrekking hebben
." (ibid.,p. 27).

3. Uit het voorafgaande blijkt volgens het Hof dat de wetgever, door de bij artikel 42bis van de gecoördineerde wetten bedoelde verhoogde kinderbijslag toe te kennen, de bedoeling had om rekening te houden met de bijzondere situatie van bepaalde gezinnen waarvan hij van oordeel was dat ze in een ongunstige sociaaleconomische situatie verkeerden.

Gelet op zowel de bestaansreden van de kinderbijslag – de toegenomen lasten die door het gezin worden gedragen wanneer het zich uitbreidt, gedeeltelijk compenseren – als het specifieke doel dat wordt nagestreefd door de toekenning van de verhoogde kinderbijslag – rekening houden met de sociaaleconomische situatie van bepaalde categorieën van gezinnen -, kan niets redelijkerwijze verantwoorden dat de voormelde toeslag wordt geweigerd aan de rechtgevende kinderen van niet uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, terwijl de rechtgevende kinderen van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, wanneer die zich in dezelfde situatie bevinden, die toeslag genieten.

Indien immers zowel de enen als de anderen – en de gezinnen waarvan ze deel uitmaken – worden geconfronteerd met de moeilijkheid om, met een beperkt budget, de toegenomen lasten die de uitbreiding van het gezin met zich meebrengt, het hoofd te bieden, kan de ontstentenis van werkloosheidsuitkeringen de financiële situatie van de gezinnen waarvan de kinderen van niet uitkeringsgerechtigde volledig werklozen deel uitmaken, nog hachelijker maken; de toekenning van de in het geding zijnde verhoogde kinderbijslag is dan ook a fortiori te hunnen aanzien verantwoord.

4. Wat betreft het argument volgens hetwelk het in het geding zijnde verschil in behandeling zou worden verantwoord door het feit of al dan niet is voldaan aan de door de reglementering vereiste voorwaarden om werkloosheidsuitkeringen te genieten, komt het de wetgever weliswaar toe de voorwaarden te bepalen die, voor de werklozen, het recht openen op werkloosheidsuitkeringen, maar die voorwaarden zijn volgens het Hof niet relevant om het bedrag van de kinderbijslag te bepalen, waarvan de kinderen, in rechte, de begunstigden zijn.

Bovendien, zegt het Hof, door de kinderen van niet uitkeringsgerechtigde volledig werklozen niet de verhoogde kinderbijslag te geven die het toekent aan de kinderen van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, schendt artikel 42bis, eerste lid, artikel 2 van het Verdrag inzake de rechten van het kind, dat verbiedt dat het kind wordt gediscrimineerd op basis van de status van de ouders, wettige voogden of familieleden van het kind. Het is immers niet bestaanbaar met die bepaling dat ten aanzien van een kind, begunstigde van de kinderbijslag, aan het totale bedrag van die bijslag wordt geraakt, enkel gelet op de situatie van niet uitkeringsgerechtigde werkloze van de rechthebbende.

Geen opmerkingen: