03 oktober 2008

Trouwen met een (te) jonge vrouw: het Hof van Justitie over het algemeen beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd in beroep en arbeid

door Koen Nevens

1. Een werknemer van Bosch-Siemens overlijdt op zestigjarige leeftijd. Zijn echtgenote, op dat ogenblik 39 jaar jong, doet een aanvraag tot uitbetaling van het aanvullend pensioen waarop haar echtgenoot recht zou hebben gehad. Het pensioenfonds weigert: in de voorwaarden van de aanvullend pensioenregeling staat immers dat het leeftijdsverschil tussen de werknemer en de gerechtigde echtgenote niet meer dan 15 jaar mag bedragen.

Deze clausule, die op het eerste gezicht uitgevonden lijkt te zijn door iemand die ooit door zijn partner werd gedumpt voor "een jonger ander", vond zijn redenen in de verzekeringstechniek (o.a. de grote kans dat bij een jonge partner heel wat langer een pensioen zou moeten worden uitbetaald) en was volgens het Duitse arbeidsgerecht niet in strijd met de Duitse anti-discriminatiewetgeving. De nationale rechter vroeg zich wel af of het europees gemeenschapsrecht een verbod van discriminatie op grond van leeftijd bevat waarvan de rechters van de lidstaten de naleving ook dienen te waarborgen wanneer de mogelijk discriminerende behandeling geen band met het gemeenschapsrecht heeft en zo niet, of dergelijke band niet voortvloeit uit artikel 13 van het EG-Verdrag of richtlijn 2000/78. Voor alle duidelijkheid, deze normen strekken ertoe met betrekking tot arbeid en beroep een algemeen kader te creëren voor de bestrijding van discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. De rechter zich dan ook tot het Hof van Justitie.

2. De prejudiciële vraag was geïnspireerd door het arrest Mangold van datzelfde hof. In deze zaak had het Hof van Justitie geoordeeld dat een Duitse regeling die het sluiten van arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd onbeperkt toestond wanneer de werknemer 52 of ouder was, in strijd was met de hoger vernoemde richtlijn, waarvan de omzettingstermijn evenwel nog niet was verstreken. Het Hof stelde immers dat het beginsel van gelijke behandeling in arbeid en beroep zijn oorsprong vindt in diverse internationale instrumenten en de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten en het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd derhalve moet worden beschouwd als een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht.

Dit arrest bleef niet onbesproken in de rechtsleer. Ook advocaat-generaal Sharpston wees hierop: "Het arrest Mangold is in de academische wereld bekritiseerd. De algemene kritiek luidt dat het Hof (uit eigen wil, zonder goede reden en tegen de wil van de wetgever) de werkingssfeer van een richtlijn heeft uitgebreid, teneinde vóór het einde van de overgangsperiode van die richtlijn en in horizontale omstandigheden daaraan uitvoering te geven aan de hand van een innovatieve verwijzing naar een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht. Een aantal commentatoren hebben dan ook te kennen gegeven dat het Hof volgens hen het met de toekenning van rechtstreekse werking beoogde doel heeft ondermijnd. Voorts is de kritiek geuit dat het arrest aanzienlijke rechtsonzekerheid heeft veroorzaakt."

3. Ook in de zaak Bartsch was de omzettingstermijn van de richtlijn nog niet verstreken, maar oordeelde het Hof dat er geen sprake was van een schending van het gemeenschapsrecht of het algemeen beginsel van de gelijke behandeling in arbeid en beroep. Het Hof van Justitie stelde immers vast dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde richtsnoeren (van de verzekeraar) geen maatregelen ter uitvoering van gemeenschapsbepalingen zijn. In de zaak Mangold werd daarentegen een maatregel ter uitvoering van de Europese raamovereenkomst betreffende arbeidsovereenkomsten van bepaalde tijd in vraag gesteld. Deze uitspraak lag in de lijn van de conclusie van de advocaat-generaal: "Anders dan in de zaak Mangold, is er geen nationale regeling die uitvoering geeft aan een richtlijn waarvan de termijn voor uitvoering reeds is verstreken. Er is geen relevante verdragsbepaling of ander secundair gemeenschapsrecht. Er is enkel artikel 13 EG(71) (een machtigingsbepaling zonder rechtstreekse werking) en richtlijn 2000/78 (waarvan ten tijde van de feiten de uitvoeringstermijn nog niet was verstreken en die dus buiten beschouwing moet worden gelaten)."

Het Hof van Justitie hield met andere woorden vast aan zijn rechtspraak dat de verenigbaarheid van een nationale regeling met een algemeen rechtsbeginsel van de EG pas onderzocht kan worden wanneer die nationale maatregel binnen het kader van het gemeenschapsrecht valt (zie hieromtrent K. Lenaerts en P. Van Nuffel, Europees recht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2003, nr. 687).

Zie ook:

http://courtofjustice.blogspot.com/2008/09/case-c-42706-bartsch.html
http://eulaw.typepad.com/eulawblog/2008/09/death-of-a-saleman-age-discrimination-and-connection-to-ec-law-case-c-42706.html

HvJ, C-427/06 (Bartsch), 23 september 2008, http://www.curia.eu/, concl. advocaat-generaal SHARPSTON.
HvJ, C- (Mangold), C-144/04, 22 november 2005, http://www.curia.eu/, concl. advocaat-generaal TIZANNO.

Geen opmerkingen: