22 oktober 2008

Verplichte verzekering "kleine risico's" voor zelfstandigen houdt stand


door Koen Nevens

1. De artikelen 12 tot 36 en 38 tot 50 van de wet van 26 maart 2007 houdende diverse bepalingen wijzigden op diverse punten respectievelijk de ZIV-wet en de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, dit met het oog op de integratie van de kleine risico's in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor de zelfstandigen.

Private ziekteverzekeraar DKV stelde een beroep tot vernietiging in tegen deze wetsbepalingen. Het gevolg van de wetswijziging is immers dat zelfstandigen zich voor kleine risico's verplicht moeten aansluiten bij een ziekenfonds en dat private verzekeringsondernemingen geen verzekeringsproducten meer kunnen aanbieden voor de dekking van kleine risico's. DKV zag hierin een schending van het gelijkheidsbeginsel, in samenhang met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM en de artikelen 43 en 49 van het EG-verdrag inzake het vrij verkeer van diensten.

2. In het arrest nr. 139/2008 aanvaardt het Grondwettelijk Hof dat er sprake is van een verschil in behandeling maar wijst zij erop dat dit een geoorloofd doel heeft en dat de maatregel niet onevenredig is met dit doel. De wetgever wil immers de sociale bescherming van werknemers en zelfstandigen gelijkschakelen en wijst erop dat ziekenfondsen, in tegenstelling tot private verzekeringsondernemingen, zich niet laten leiden door een winstoogmerk en niet de klassieke verzekeringstechnieken zoals risicoselectie, segmentatie van inschrijvers en uitsluiting van slechte risico's, hanteren.

Het Hof erkende ook dat het eigendomsrecht van de private verzekeringsondernemingen werd beperkt doordat een deel of het geheel van hun aanspraken op de betaling van verzekeringspremies naar de toekomst toe verloren gaan, maar wijst ook hier erop dat het nastreven van een betere sociale bescherming voor zelfstandigen en een betere financiering van het stelsel van de sociale zekerheid een legitiem algemeen belang is, dat een overeenkomstig het eerste aanvullend protocol bij het EVRM, een beperking van dit recht toelaat.

Tenslotte oordeelt het Hof dat de regeling ook de toets van het EG-recht doorstaat. Het Hof wijst meer bepaald erop dat volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie een lidstaat de dekking van een (sociaal) risico mag voorbehouden aan een welbepaald publiek orgaan, indien hiermee een doelstelling van sociaal beleid wordt nagestreefd en indien de uitsluiting van privaatrechtelijke verzekeringsondernemingen evenredig is met die doelstelling. Dit is volgens het Grondwettelijk Hof het geval, omdat de aangevochten wet ingegeven is door redenen van volksgezondheid, die overeenkomstig artikel 55 EG-verdrag een uitzondering op het beginsel van het vrij verkeer van diensten, rechtvaardigen. Dit argument wordt ondersteund met verwijzing naar een recent arrest van het Hof van Justitie (C-141/07, Comm. tegen Duitsland).

Geen opmerkingen: