25 november 2008

De grenzen aan het collectief actierecht: een kwestie van afweging van rechten en belangen

door Kristof Salomez

1. De aanhoudende spanningen bij Carrefour wakkerden de afgelopen dagen en weken de discussie omtrent de toegang tot de rechter bij collectieve conflicten aan. Deze discussie is echter niet nieuw. Al sinds de jaren 80 wenden werkgevers zich tot de kortgedingrechters om in eenzijdige procedures onrechtmatige collectieve acties te laten verbieden. Zoals algemeen is geweten, heeft deze juridisering van de collectieve arbeidsverhoudingen nooit op veel sympathie kunnen rekenen bij de werknemersorganisaties. Zij beschouwen de rechterlijke bevelen waarin bepaalde actiemiddelen worden verboden op straffe van dwangsom als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op collectieve actie.

Het recht op collectieve actie is als zodanig weliswaar niet uitdrukkelijk erkend in de Belgische wetgeving. Niettemin bestaat er niet de minste betwisting over het bestaan van dit recht. Evenmin kan worden betwist dat het recht op collectieve actie, zoals overigens elk recht, zekere grenzen kent. Bij gebreke van wettelijke regeling worden deze grenzen, niet op algemene wijze bepaald door de wetgever of door de sociale partners, maar door de rechter in concreto. Toch kunnen enkele algemene lessen worden getrokken uit de zich ontwikkelende rechtspraak.
Zo worden bepaalde vormen van collectieve actie vrijwel systematisch als onrechtmatig beschouwd. Het betreft in het bijzonder actievormen waarbij geweld wordt gebruikt of waarbij elke toegang tot de onderneming wordt geblokkeerd. Dergelijke handelingen worden met name geacht te veel afbreuk te doen aan de fysieke integriteit van derden of aan de vrijheid van ondernemen en de eigendomsrechten van de werkgever.

2. Andere actievormen zoals de loutere neerlegging van het werk zelf (de staking in de strikte zin van het woord) en het houden van vreedzame stakingsposten, worden op zich niet als onrechtmatig beschouwd. De aanwending van deze actiemiddelen wordt echter weleens als onrechtmatig gezien wanneer een en ander een misbruik van recht zou uitmaken. Concreet werd er reeds geacht sprake te zijn van dergelijk misbruik van stakingsrecht wanneer het belang dat de actievoerders hebben bij de staking disproportioneel is ten opzichte van de schade die hierdoor wordt berokkend aan de werkgever of aan derden zoals bijvoorbeeld klanten.
Hoe dan ook komt het er steeds op neer dat een delicate afweging moet worden gemaakt tussen conflicterende belangen en/of rechten.

Het ligt geenszins voor de hand dat die afweging gebeurt in het raam van een eenzijdige procedure waarin slechts één der betrokken partijen wordt gehoord. Mede in het licht van de vaststelling dat België al enkele decennia de volkenrechtelijke verplichting heeft het recht op collectieve actie te waarborgen, is het aangewezen dat de wetgever werk maakt van een procedure die is aangepast aan deze onvermijdelijke evenwichtsoefening. Hierbij kan als uitgangspunt gelden dat, behoudens afwijkingen in uitzonderlijke omstandigheden, alle betrokken partijen van bij het begin van de procedure de mogelijkheid wordt geboden hun stem te laten horen.

Geen opmerkingen: