HvJ, C-311/13, 5 november 2014, Tümer
met eensluidende concl. advocaat-generaal Y. Bot
De heer Tümer is Turks staatsburger en verblijft sedert 1988 in Nederland. Sinds 25 april 2007 heeft hij
geen verblijfstitel meer.Hij
heeft sedert 1997 met onderbrekingen in Nederland gewerkt.
Op 3 januari
2005 is hij in dienst getreden
bij Halfmoon Cosmetics BV, die ten behoeve van hem in 2007 premie
ingevolge de Nederlandse werkloosheidswet (WW) heeft afgedragen. Vanaf augustus 2007 heeft Halfmoon
Cosmetics nog slechts een gedeelte van het salaris uitbetaald en op 22
januari 2008 is deze onderneming failliet verklaard.
Op 26 januari 2008 is Tümer ontslag aangezegd.
Tümer
heeft krachtens de Nederlandse werkloosheidswet (WW) een insolventie-uitkering aangevraagd in verband
met salarisaanspraken die
Halfmoon Cosmetics vanaf augustus 2007 tot aan zijn ontslag niet had
voldaan. Dit verzoek is afgewezen omdat Tümer geen „werknemer” was
aangezien hij in Nederland geen rechtmatig verblijf had.Voor de Centrale Raad van Beroep voert Tümer aan dat hij werknemer is, ook al is hij een derdelander en
moet hij worden beschouwd illegaal in Nederland te verblijven. De Centrale Raad van Beroep heeft hierover een vraag gesteld aan het Hof van Justitie.
In
zijn arrest stelt het Hof dat de EU richtlijn betreffende
de bescherming van de werknemers
bij insolventie van de werkgever (richtlijn 80/987, gewijzigd bij
richtlijn 2002/74) niet uitsluit dat rechten worden toegekend aan
derdelanders.
Volgens
het Hof zou het in strijd zijn met het sociale doel van de richtlijn
(een minimumbescherming bieden
aan werknemers in geval van insolventie van de werkgever) dat personen
aan wie de nationale regeling in de regel de hoedanigheid van werknemer
toekent en die krachtens die regeling tegenover hun werkgever
loonaanspraken uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen
hebben, de bescherming wordt ontnomen.De
richtlijn staat dus in de weg aan een nationale regeling die een
derdelander uitsluit van het recht
om een insolventie-uitkering te ontvangen omdat zijn verblijf niet
legaal is, terwijl deze derdelander krachtens het civiele recht van die
lidstaat wordt aangemerkt als „werknemer” en recht heeft op loon.
Lidstaten
mogen weliswaar maatregelen treffen om misbruik te voorkomen, doch uit
de gegevens die aan het
Hof zijn verstrekt, blijkt niet dat de omstandigheden van het
hoofdgeding misbruik zouden vormen. Bovendien stelt het Hof vast dat de
werkgever van Tümer, Halfmoon Cosmetics, gedurende de bedoelde periode
premies heeft betaald overeenkomstig de nationale wetgeving
inzake de bescherming van werknemers bij insolventie van de werkgever.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten