Door K. Nevens
1. Op vrijdag 13 april laatstleden ondernam het veiligheidspersoneel en de brandweer van Brussels Airport een onaangekondige stakingsactie, die de luchthaven van Zaventem ook effectief lamlegde. Ongeveer 26.000 reizigers ondervonden daardoor aanzienlijke hinder en kregen zo ook de gelegenheid om zich te ergeren aan deze stakingsactie.
Eén van de getroffenen was advocaat Peter Cafmeyer, die via een Amerikaansachtig procédé (class action) nu hoopt zijn gram te halen. De advocaat tracht via de media en zijn website - aan dewelke voor de gelegenheid een themapagina 'Zaventem' werd toegevoegd - de "gedupeerden" van de stakingsactie te "verenigen". Het is de bedoeling de stakers elk individueel te dagvaarden met het oog op het bekomen van vergoeding voor alle door de reizigers individueel geleden schade.
Volgens meester Cafmeyer hebben de stakers het stakingsrecht zwaar misbruikt en moeten zij nu een lesje worden geleerd (het zogenaamde ontradend effect). De raadsman wil de wetgever daarenboven ook aanzetten tot het reglementeren van de werkstaking.
2. In de media is evenwel het verkeerde beeld ontstaan dat de staking enkel draaide om een maaltijdcheque extra per dag. In realiteit is dit uiteindelijk slechts één van de toegevingen van de werkgever, maar niet het probleem dat aan de oorsprong ligt van de stakingsactie. Het ongenoegen van de werknemers was vooral het gevolg van een onbehoorlijk personeels- en tuchtbeleid door de werkgever - meer bepaald door een zekere directrice die "machtsmisbruik" werd verweten, iets van ook Luc Vandenbossche van BIAC uiteindelijk toegaf. De directrice zal worden gecoacht... Ook de eis voor meer opleiding, blijkbaar niet nieuw, en de mogelijkheid voor de brandweerlieden om overuren op te nemen, werd door de stakers in herinnering gebracht.
De (te) magere erkenning en regeling van het stakingsrecht in de Belgische rechtsorde...
3. Geen enkele Belgische wet, ook niet de Grondwet, consacreert het stakingsrecht of het ruimere recht op collectieve actie. In het arrest SIPB vs. De Bruyne (21 december 1981, R.W. 1981-82, 2525) overwoog het Hof van Cassatie evenwel dat uit de Wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd (die enkel geldt voor de privé-sector) a contrario kan worden afgeleid dat de wetgever het recht om te staken heeft aanvaard. Sindsdien wordt in ons land zonder betwisting aangenomen dat een stakingsactie enkel aanleiding geeft tot schorsing en niet tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zelfs al betreft het een "wilde" staking.
Het recht op collectieve actie, dan wel het stakingsrecht wordt ook in verscheidene internationale verdragen en verklaringen expliciet erkend. Hierbij kan vooral worden verwezen naar artikel 6.4 van het (herziene) Europees Sociaal Handvest, dat volgens de heersende rechtsleer directe werking heeft in de Belgische rechtsorde. Dit betekent dat elke rechtsonderhorige zich voor de Belgische hoven en rechtbanken rechtstreeks op deze verdragsbepaling mag beroepen, ook al ging de Belgische wetgever niet over tot uitvoering van de daaruit voortvloeiende internationaalrechtelijke verplichting. Het personele toepassingsgebied van artikel 6.4 HESH strekt zich uit tot werknemers én ambtenaren.
4. De rechtmatigheid van een collectieve actie wordt in ons land op vraag van geviseerde werkgevers geregeld getoetst door de kortgedingrechter, die zich hierbij niet zelden onthoudt van enige belangenafweging. Dit afwegingsmechanisme is nauw verwant met de figuur van het rechtsmisbruik.
Daarenboven hanteert het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap schijnbaar een gelijkaardige methode wanneer één van de beginselen van vrij verkeer in conflict komt te staan met een grondrecht. Zo stond in de zaak 'Schmidberger' (C-112/00) het vrij verkeer van goederen op de balans met de vrijheid van vergadering. De weegschaal kantelde in het voordeel van deze laatste vrijheid. Het Hof van Justitie staat nu ook op het punt de EG-beginselen van vrij verkeer af te wegen ten aanzien van het stakingsrecht (zaak C-341/05 en C-438/05). Het is met andere woorden niet alleen in België "judgment day" voor stakers.
5. Het European Committee on Social Rights, dat toeziet op de naleving van het HESH heeft reeds kritiek uitgeoefend op de Belgische kortgedingrechtspraak, die soms erop neerkomt dat het stakingsrecht an sich wordt in vraag gesteld. "The Committee considers that there is still an incidence of restrictions to the right to strike following from the abovementioned judicial practices that go beyond those permitted by Article 31 of the Charter." (Concl. XVIII-1) Artikel 31 ESH bepaalt: "The rights and principles (...) shall not be subject to any restrictions or limitations (...), except such as are prescribed by law and are necessary in a democratic society for the protection of the rights and freedoms of others or for the protection of public interest, national security, public health, or morals."
Globaal genomen is het beeld voor België dan ook weinig positief: "The Committee notes that in the absence of any legislative intervention, the legal framework governing the right to strike in Belgium appears to be unclear and uncertain. For this reason and by taking into account that there are no statutory safeguards under Belgian law regulating the limits of possible restrictions to the right to strike, the Committee holds the situation not to be in conformity with the Charter."(Concl. XVIII-1)
... en wie hiervan de gevolgen (lees: de kosten) moet dragen
6. Naar aanleiding van de stakingsactie lijkt het dat zowat iedereen iedereen de les wil spellen. Minister van Mobiliteit Renaat Landuyt tikt BIAC op de vingers en SN Brussels Airlines overweegt zelfs een schadeclaim in te dienen tegende luchthavenuitbater. Zowel de minister als SNBA vinden dat BIAC de continuïteit van de dienst had moeten (kunnen) verzekeren.
De kritiek van minister Landuyt is goedkoop want het is helemaal niet duidelijk hoe BIAC de staking op juridisch toegelaten wijze had kunnen "breken". De vraag rijst bijvoorbeeld of de Wet Prestaties Algemeen Belang van toepassing is op een naamloze vennootschap van publiek recht en of de procedures voorzien in deze wet op een dag hadden kunnen worden afgehandeld.
De actie die meester Cafmeyer op het getouw zet is al even onbezonnen. Zoals geneesheren zich ook best ervan onthouden zichzelf een diagnose te stellen, zo zouden ook advocaten er goed aan doen enige terughoudenheid te tonen wanneer zij zelf eisende partij zijn. De strategie om elke staker individueel te laten opdraaien voor alle schade geleden door de reizigers die zich bij de juridische actie aansluiten, lijkt totaal buiten proportie. Nochtans vindt meester Cafmeyer dat elk recht naar verhouding moet worden uitgeoefend, of geldt dit enkel voor het stakingsrecht?
7. Wie zich realiseert dat de stakingsactie niet enkel draaide om maaltijdcheques, zal het al heel wat moeilijker hebben de stakingsactie onverantwoord te noemen. De paralysie van de nationale luchthaven werd uiteraard veroorzaakt door de werkstaking, maar zou men niet allen naar de overheid moeten kijken? De overheid heeft het luchthavenbeheer maar al te graag (gedeeltelijk) geprivatiseerd, maar is vergeten de nodige juridische 'safeguards' in te bouwen om de continuïteit van de openbare dienstverlening te garanderen. En wie zal na 13 april 2007 nog beweren dat luchthavenbeheer geen openbare dienst is?
Hoewel het pleidooi zeker niet populair is bij syndicalisten, hebben sommige rechtsgeleerden reeds geijverd voor een wettelijke regeling van het stakingsrecht, niet om negentiende eeuwse toestanden terug in te voeren, maar net om de grenzen voor beide partijen te bepalen en zodoende het stakingsrecht beter te verankeren. Zo zou de inhoud van het stakingsrecht en de soms verregaande belangenafwegingen die daarmee gepaard gaan, onttrokken kunnen worden aan "het beleid van de rechter". Het is ook de les die België zou moeten trekken uit de conclusies van het European Committee on Social Rights.
Als er dus iemand moet worden gedagvaard dan is het mijns inziens de Belgische Staat die op grond van de figuur van de overheidsaansprakelijkheid verantwoordelijk moet worden gehouden voor de manifeste nalatigheid van de Belgische wetgever om een internationaalrechtelijke verplichting naar nationaal recht om te zetten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten