27 november 2009

GwH over de subrogatievordering van de arbeidsongevallenverzekeraar in de publieke sector tegen de derde aansprakelijke bij een verkeersongeval


GwH, nr. 190/09, 26 november 2009

De prejudiciële vraag

Schendt artikel 14bis, § 3, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de arbeidsongevallenverzekeraars van de in artikel 1 van die wet bedoelde rechtspersonen of instellingen, alsook van diegenen die in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen niet toelaat om op dezelfde wijze als het slachtoffer of zijn rechthebbende een rechtsvordering te kunnen instellen tegen de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de gebruiker van het motorvoertuig en tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (bedoeld in artikel 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen) en deze arbeidsongevallenverzekeraars niet vervangen worden in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig artikel 14bis, § 1, van voormelde wet van 3 juli 1967]hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989, terwijl de arbeidsongevallenverzekeraar in de privésector krachtens artikel 48ter van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wel een rechtsvordering kan stellen tegen de verzekeringsonderneming die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, bestuurder of van de houder van het motorvoertuig of tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (bedoeld in artikel 80 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen) krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorvoertuigen ?

Het antwoord van het Hof

Uit artikel 48ter van de wet van 10 april 1971 volgt dat de arbeidsongevallenverzekeraar van een privéwerkgever wordt gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer van een arbeidsongeval of zijn rechthebbenden, bij niet-vergoeding overeenkomstig de arbeidsongevallenregeling, hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989, en dat hij de door hem gedane uitkeringen en de ermee overeenstemmende kapitalen kan verhalen op de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de gebruiker van het desbetreffende motorrijtuig.

Volgens de in het geding zijnde bepaling worden enkel « de in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen alsook degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen » gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer van een arbeidsongeval of zijn rechthebbenden, bij niet-vergoeding overeenkomstig de arbeidsongevallenregeling, hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989. De « in artikel 1 bedoelde rechtspersonen of instellingen alsook degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen » betreffen de tewerkstellende overheidsbesturen die onder de toepassing vallen van de wet van 3 juli 1967. Vermits de in het geding zijnde bepaling geen melding maakt van de arbeidsongevallenverzekeraar van de overheid, komt de desbetreffende subrogatoire vordering niet toe aan die verzekeraar. Aldus roept die bepaling een verschil in behandeling in het leven tussen arbeidsongevallenverzekeraars, naargelang zij een privéwerkgever dan wel een publieke werkgever verzekeren.

De regeling van de arbeidsongevallen in de overheidssector heeft eigen kenmerken. Zo heeft het slachtoffer van een arbeidsongeval in het stelsel van de wet van 3 juli 1967 als schuldenaar de overheid die hem tewerkstelde op het ogenblik van het ongeval. Die overheid kan zich verzekeren om dat risico te dekken, maar zelfs in dat geval heeft het slachtoffer geen rechtstreekse vordering op de arbeidsongevallenverzekeraar van de overheid waarvan hij afhangt. Dat de overheid de schuldenaar van de arbeidsongevallenvergoedingen is, blijkt niet alleen uit artikel 14bis, § 1, maar ook uit artikel 16 van de wet van 3 juli 1967, dat, sinds de vervanging ervan bij artikel 17 van de wet van 17 mei 2007 tot wijziging van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector en van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, bepaalt :
« De renten, bijslagen en vergoedingen toegekend aan de personeelsleden van de besturen, diensten of instellingen vermeld in artikel 1, 1°, 3° tot 7° en 10°, alsook aan de in artikel 1bis, 1° en 2°, bedoelde personen vallen ten laste van de Schatkist. Dit geldt eveneens voor de procedurekosten, behalve wanneer het gaat om een tergende en roekeloze eis.
De rechtspersonen vermeld in artikel 1, 2°, 8° en 9°, de korpsen van de lokale politie vermeld in artikel 1, 11°, alsook de instellingen vermeld in artikel 1bis, 3°, dragen de last van de renten, bijslagen en vergoedingen, toegekend aan hun personeelsleden met toepassing van deze wet. Dit geldt eveneens voor de procedurekosten, behalve wanneer het gaat om een tergende en roekeloze eis. De Koning legt daartoe, indien nodig, de verplichting op een verzekering aan te gaan. In dat geval kunnen zowel het slachtoffer als de herverzekeraar geen rechtsvordering tegen elkaar instellen ».

In tegenstelling tot de overheid is de arbeidsongevallenverzekeraar niet de schuldenaar van het slachtoffer van een arbeidsongeval in de overheidssector. Tussen het slachtoffer en de arbeidsongevallenverzekeraar bestaat geen rechtstreekse rechtsverhouding, terwijl zulks wel het geval is tussen het slachtoffer en de overheid die hem tewerkstelt.

In de voor de privésector geldende arbeidsongevallenregeling, vervat in de wet van 10 april 1971, is de werkgever verplicht een arbeidsongevallenverzekering aan te gaan bij een verzekeringsonderneming die aan bepaalde voorwaarden voldoet (artikel 49) en heeft het slachtoffer van een arbeidsongeval in beginsel die verzekeringsonderneming als schuldenaar (artikelen 46, § 2, en 73). In tegenstelling tot het in de overheidssector tewerkgesteld personeelslid, heeft het in de privésector tewerkgesteld personeelslid bijgevolg een rechtstreekse vordering op de arbeidsongevallenverzekeraar van zijn werkgever.

Een door de overheid gesloten arbeidsongevallenverzekering is een verzekering tot vergoeding van schade, in de zin van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. Op grond van artikel 41 van die wet, wordt de verzekeraar door de betaling aan de verzekerde, te dezen het overheidsbestuur, gesubrogeerd in diens verhaalsrechten tegen de aansprakelijke derde, maar niet in diens verhaalsrechten tegen degene die gehouden is op grond van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989.

Vermits het overheidsbestuur, op grond van artikel 14, § 3, van de wet van 3 juli 1967, wordt gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer ten aanzien van de verantwoordelijke voor het ongeval, wordt de arbeidsongevallenverzekeraar van het overheidsbestuur, ofschoon er tussen hem en het slachtoffer geen rechtstreekse rechtsverhouding bestaat, gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer of diens rechthebbenden ten aanzien van de derde die aansprakelijk is voor het ongeval.

Daaruit volgt dat het verschil in rechtspositie van beide categorieën van arbeidsongevallenverzekeraars het in het geding zijnde verschil in behandeling niet kan verantwoorden. Ermee rekening houdend dat de in artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 vervatte regeling is gebaseerd op de gedachte dat de erin bedoelde schade van zwakke weggebruikers moet worden toegerekend aan de collectiviteit van diegenen die, door het in het verkeer brengen van een motorrijtuig, bijdragen tot het verhoogde verkeersrisico, is het niet redelijk verantwoord dat de arbeidsongevallenverzekeraar van een publieke werkgever, in tegenstelling tot de arbeidsongevallenverzekeraar van een privéwerkgever, niet automatisch wordt gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989.

In zoverre de in het geding zijnde bepaling niet erin voorziet dat de arbeidsongevallenverzekeraar van de in artikel 1 van de wet van 3 juli 1967 bedoelde rechtspersonen of instellingen, alsook van degenen die de in artikel 1bis bedoelde personeelscategorieën tewerkstellen, wordt gesubrogeerd in de rechten die het slachtoffer of zijn rechthebbenden bij niet-vergoeding overeenkomstig artikel 14bis, § 1, van de wet van 3 juli 1967 hadden kunnen uitoefenen krachtens artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 en evenmin dat die arbeidsongevallenverzekeraar wordt toegelaten om op dezelfde wijze als het slachtoffer of zijn rechthebbenden een rechtsvordering in te stellen tegen de verzekeraar die de aansprakelijkheid dekt van de eigenaar, de bestuurder of de houder van het motorrijtuig of tegen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, tot beloop van de gedane uitkeringen en de ermee overeenstemmende kapitalen, is zij niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Nu die leemte zich bevindt in de aan het Hof voorgelegde tekst, komt het de verwijzende rechter toe een einde te maken aan de door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid, vermits die vaststelling is uitgedrukt in voldoende precieze en volledige bewoordingen om toe te laten dat de in het geding zijnde bepaling wordt toegepast met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Geen opmerkingen: