27 maart 2010

Zelfstandige moet zijn beroepsactiviteit binnenkort vòòr het aanvatten daarvan, aangeven

door K. Nevens

In de 'draft' van mijn doctoraal proefschrift staat er met betrekking tot de aanvraag van een ruling aan de nog steeds niet opgerichte Commissie ter regeling van de Arbeidsrelatie, voorlopig te lezen: "Het uitgangspunt dat een ruling moet worden aangevraagd vooraleer de arbeidsrelatie van start gaat, komt maar matig tot uitdrukking in §2. (...) Ook de aanvraag die wordt ingediend in het verlengde van de aansluiting bij een sociale verzekeringsfonds gaat niet noodzakelijk vooraf aan het begin van de vermeende zelfstandige activiteit. Artikel 10 van het Sociaal Statuut der Zelfstandigen en artikel 9 van het KB van 19 december 1967 dat ter uitvoering hiervan is genomen, bepalen immers dat de aansluiting van een zelfstandige bij een sociale verzekeringsfonds dient te gebeuren hoogstens zes maanden voor het begin van de activiteit en ten laatste negentig dagen na het begin van de zelfstandige activiteit."

Deze passage is sedert de Programmawet van 23 december 2009 aan actualisering toe (cf. art. 85-93). De wetgever maakt met ingang van 1 april aanstaande immers komaf met de 90-dagen-regel. Deze afschaffing past in de strijd tegen de sociale fraude. In de memorie van toelichting bij het ontwerp van programmawet, wordt hieromtrent opgemerkt dat "wanneer een sociaal inspecteur vaststelt dat een persoon actief is als zelfstandige zonder aangesloten te zijn als zelfstandige, (...) deze laatste (onder de 90-dagen-regel) inderdaad nog altijd (kan) beweren pas gestart te zijn. Op dat moment heeft hij nog 90 dagen de tijd om zich alsnog in regel te stellen."

De Programmawet introduceert een artikel 17bis in het Sociaal Statuut der Zelfstandigen dat de mogelijkheid creëert om de zelfstandige die in het zwart werkt, id est zijn activiteit in het geheel niet heeft aangegeven of een andere activiteit verricht dan degene waarvoor hij is ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen, te sanctioneren met een administratieve geldboete van 500 tot 2000 euro. De sanctie wordt opgelegd door de RSVZ en beroep tegen zodanige beslissing is mogelijk bij de arbeidsrechtbank. De strijd tegen sociale fraude werkt trouwens in twee richtingen. Zo riskeert een persoon die naast zijn hoofdactiviteit als zelfstandige, werknemer of ambtenaar zonder onmiddellijke aangifte van deze tewerkstelling, arbeid verricht, nu evenzeer een administratieve geldboete van dezelfde hoegrootheid die door de bevoegde dienst van de FOD WASO kan worden opgelegd. Voorwaarden zijn wel dat deze persoon wetens en willens deze niet-aangegeven arbeid uitoefent, en er tegen de werkgever een proces-verbaal werd opgesteld voor deze inbreuk (cf. art. 112 dat art. 13quater invoegt in de Wet Administratieve Geldboeten).

Wat betreft de werknemer die voor zijn werkgever "bijklust" als zelfstandige mag natuurlijk het wettelijk vermoeden van arbeidsovereenkomst uit artikel 5bis Arbeidsovereenkomstenwet niet vergeten worden. Dit artikel stelt meer bepaald dat "(b)ijkomende dienstprestaties die in uitvoering van een aannemingsovereenkomst worden uitgevoerd, worden geacht te zijn uitgevoerd op basis van een arbeidsovereenkomst zonder dat het bewijs van het tegendeel kan worden geleverd, wanneer diegene die de diensten uitvoert en diegene voor wie hij die uitvoert, verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor het uitvoeren van gelijkaardige prestaties." Gelet op het vermoeden en het opgedrongen werknemersstatuut voor die prestaties, zal in dat geval dus geen administratieve geldboete wegens zwartwerk als zelfstandige kunnen worden opgelegd.

Gepubliceerde rechtspraak omtrent dit vermoeden is overigens vrij schaars. Er kan wel worden gewezen op het arrest van het Hof van Beroep van Gent d.d. 3 april 2002 (NJW 2002, 251) waarin werd geoordeeld dat,
opdat het vermoeden uitwerking kan hebben, de arbeidsovereenkomst wel reeds moet bestaan vooraleer de bijkomende dienstprestaties worden aangevat.

Geen opmerkingen: