14 maart 2008

Tewerkstelling van asielzoekers

door Koen Nevens

1. De toegang tot de arbeidsmarkt van asielzoekers is zowel op juridisch als op maatschappelijk vlak een netelig probleem.

De tewerkstelling van buitenlandse arbeidskrachten wordt geregeld door de wet van 30 april 1999 (BS 21 mei 1999) en het KB van 9 juni 1999 (BS 26 juni 1999), dat werd aangepast door het KB van 6 februari 2003 (BS 27 februari 2003).

Dit laatste besluit had vanuit een oogmerk van administratieve vereenvoudiging tot doel elke vorm van bureaucratie op het gebied van de toegang tot de arbeidsmarkt van vreemdelingen te bannen door de reglementering op te bouwen rond het principe van samenhang tussen het recht op verblijf en het recht op werk (Verslag aan de Koning bij het K.B.) Voor een reeks tussensituaties, waaronder expressis verbis de ontvankelijk verklaarde kandidaat-vluchtelingen moeten worden begrepen, werd daarom voorzien in een nieuw en soepel regime van de arbeidskaart C (zie voor een bespreking J. Barbé en B. Lietaert, “Toegang tot de belgische arbeidsmarkt”, TSR 2004, 534-541). Erkende vluchtelingen zijn vrijgesteld van de verplichting tot het verkrijgen van een arbeidskaart (art. 2, 3° KB 9 juni 1999).

2. Hoewel nog steeds in voege, is de regeling inzake de arbeidskaart C eigenlijk achterhaald. De wetten van 15 september 2006 (BS 6 oktober 2006) hebben de asielprocedure sedert 1 juni 2007 op een niet onbelangrijke wijze aangepast. Het onderscheid tussen ontvankelijk en niet-ontvankelijk verklaarde asielzoeker verdwijnt immers.

In een zoveelste omzendbrief (BS 18 juni 2007) bepaalde de voormalige minister van werk dat vanaf 1 juni 2007 de arbeidskaart C niet kan worden toegekend aan asielzoekers die niet vòòr die datum ontvankelijk werden verklaard. Zij die na die datum een asielvraag hebben ingediend, zijn van de arbeidsmarkt uitgesloten tot dat er in hun dossier een beslissing is genomen.

Dit lijkt mogelijk een stap achteruit, omdat ons land nog steeds geen omzetting heeft gegeven aan artikel 11 van de zogenaamde Opvangrichtlijn (2003/9/EG). Dit artikel bepaalt:

  • De lidstaten stellen een tijdsspanne vast, te rekenen vanaf de datum van indiening van het asielverzoek, gedurende welke een asielzoeker geen toegang heeft tot de arbeidsmarkt.
  • Indien één jaar na de indiening van het asielverzoek in eerste aanleg geen beslissing is genomen en deze vertraging niet aan de asielzoeker te wijten is, bepalen de lidstaten onder welke voorwaarden asielzoekers toegang tot de arbeidsmarkt krijgen.
  • De toegang tot de arbeidsmarkt wordt niet ongedaan gemaakt tijdens een beroepsprocedure, indien beroep tegen een negatieve beslissing in een normale procedure schorsende werking heeft, en wel tot het tijdstip van de kennisgeving van een negatieve beslissing over het beroep.
  • Om redenen van arbeidsmarktbeleid kunnen de lidstaten voorrang geven aan EU-onderdanen en onderdanen van staten die gebonden zijn door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsook aan onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven

Het valt af te wachten welke termijn en welke voorwaarden de Belgische overheid zal vastleggen met betrekking tot de toegang tot de arbeidsmarkt. Artikel 11 van de richtlijn lijkt in elk geval geen directe werking te hebben en is eerder asielzoeker-onvriendelijk (zie ook de Nota van Vluchtelingenwerk Vlaanderen).

Men kan alleen maar hopen dat niet wordt hervallen in een op een omzendbrief gesteunde administratieve praktijk, zoals die gangbaar was tot het KB van 6 februari 2003 (zie hieromtrent Omz. 26 april 1994 betreffende de voorlopige toelating van tewerkstelling voor kandidaat-vluchtelingen (asielzoekers), BS 30 april 1994; M.-C. Foblets, S. D’Hondt en S. Boeckaert, “De wankele regeling inzake het recht op werkloosheidsuitkeringen van vreemdelingen met precair verblijf. Met grondrechten en fundamentele rechtsbeginselen op zoek naar houvast”, T. Vreemd. 2000, 258).


3. Het enige wat men op politiek niveau van asielzoekers lijkt te tolereren is vrijwilligerswerk. Om die reden werd in artikel 9 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers (BS 29 augustus 2005) bepaalt dat deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, onder de door de Koning te bepalen voorwaarden, niet van toepassing is op het vrijwilligerswerk. Terzake is er nog geen K.B. uitgevaardigd, zodat de vraag rijst of deze wet op dit ogenblik wel effectief buitenspel is gezet. Zo niet, dan zijn asielzoekers zelfs van dit soort werk uitgesloten, tenzij hun aanvraag vòòr 1 juni 2007 ontvankelijk werd verklaard.


Hoe dan ook, dit artikel werd ingevoerd op voorstel van volksvertegenwoordigster Van Gool (amendement nr. 8, Parl. St. Kamer 2004-2005, nr. 455/3 en amendement nr. 47, Parl. St. Kamer 2004-2005, nr. 455/4, 14). Zij wou een einde maken aan de bestaande praktijk die enkel vreemdelingen met onbeperkt verblijfsrecht in België en gezinsvormers die huwen met een Belg of een EU-onderdaan vrijstelt van een arbeidskaart en dus enkele deze toelaat op legale basis vrijwilligerswerk te verrichten. De bedoeling was vooral asielzoekers, met het oog op hun integratie, de gelegenheid te bieden vrijwilligerswerk te verrichten.

De uitsluiting van vrijwilligerswerk uit de Wet Buitenlandse Arbeidskrachten getuigt niet meteen van wetgevingstechnische coherentie. Zo kan eraan worden herinnerd dat de wetgever in 1999 resoluut heeft geopteerd om inzake het personele toepassingsgebied van deze wet geen uitsluitingen te voorzien, maar de voorkeur te geven aan een regime van vrijstellingen. “Op die manier blijven deze personen in principe wél onderworpen aan de nieuwe wet. Dit is van belang wanneer deze personen betrokken zouden zijn bij één van de misdrijven die strafbaar worden gesteld in artikel 12 van het wetsontwerp.”(Parl. St. Kamer 1998-1999, nr. 2072/3, 7. Zie H. VERSCHUEREN, Grensoverschrijdende arbeid, Brugge, Die Keure, 2001, 14-15). Art.9 van de Vrijwilligerswet doorbreekt dus de coherentie van het systeem inzake arbeidsvergunningen en –kaarten.


Sedert de wet van 12 januari 2007 (BS 7 mei 2007) kan de opgevangen asielzoeker ook "gemeenschapsdienst" in het opvangcentrum. Deze activiteit geschiedt overeenkomstig de wet niet in het kader van een arbeidsovereenkomst en de uitbetaalde (verhoogde) dagvergoeding wordt niet gezien als zijnde een bezoldiging. Of dit voldoende is om deze personen pakweg uit de Welzijnswet uit te sluiten, kan worden betwijfeld aangezien deze wetten zelfs van toepassing zijn op personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verricht onder gezag van een andere persoon.

Het vonnis van de correctionele rechtbank te Brugge (4 juni 1992, TBR 1993, 88) waarbij werd geoordeeld dat de bepalingen van de Sociale Documentenwet niet van toepassing zijn op het aanleren van het beroep van kaasmaker op een geiten- en schapenbedrijf aan een asielaanvrager, omdat deze activiteit niet kadert binnen de normale arbeidsverhoudingen, kan niet meteen worden bijgetreden. Op de relevante vraag of het hier om arbeid onder gezag ging die al dan niet in het kader van een arbeidsovereenkomst werd gepresteerd, ging de correctionele rechter immers niet in. Kortom, het was een juridisch weinig onderbouwd billijkheidsoordeel.


4. Asielzoekers toelaten vrijwilligerswerk te verrichten met het oog op hun integratie is lovenswaardig, maar het valt niet in te zien waarom men vanuit eenzelfde optiek aan deze personen dan op het Belgische grondgebied arbeid in loondienst zou ontzeggen. Het aanhoudende heen-en-weer van de wetgever en de regering is vermoeiend en op juridisch vlak rijdt men zich soms wel eens vast, al is men zich daar allicht niet van bewust.

Ter illustratie, geef ik (onder het nodige voorbehoud) het volgende syllogisme mee:

  • De wet Buitenlandse Arbeidskrachten is in beginsel van toepassing op iedere buitenlander die onder gezag arbeid verricht voor een andere persoon, ongeacht of dit geschiedt in het kader van een arbeidsovereenkomst (art. 3, 1°);
  • Asielzoekers die vrijwilligerswerk of gemeenschapsdienst verrichten kunnen worden beschouwd als met werknemers gelijkgestelden (contra Corr. Brugge);
  • De uitsluiting van vrijwilligers uit de wet Buitenlandse Arbeidskrachten wacht nog steeds op uitvoering en is daarom mijns inziens nog niet in voege;
  • Kortom, asielzoekers die vrijwilligerswerk of gemeenschapsdienst willen verrichten (!), moeten een arbeidskaart C aanvragen, ook al gaat het niet om arbeid in loondienst krachtens een arbeidsovereenkomst (!!).

Zodanige arbeidskaart C kan een asielzoeker sedert 1 juni 2007 echter niet krijgen, tenzij hun aanvraag ontvankelijk werd verklaard vòòr die datum (!!!).

Volgende keer: werkloosheidsuitkeringen voor asielzoekers die arbeid in loondienst hebben verricht...

Geen opmerkingen: