28 juli 2008
Cassatierechtspraak in sociale zaken: arresten van 9 juni 2008
Cass., S.06.0076.F, 9 juni 2008 (Winterthur t./ FAO)
Arbeidsongeval – Rentekapitaal – Bijdrage aan Fonds voor Arbeidsongevallen
Overeenkomstig artikel 51, eerste lid, 2° van de Arbeidsongevallenwet (thans opgeheven doch nog van toepassing op het geschil) vestigt de verzekeraar, ingeval van blijvende arbeidongeschiktheid, het rentekapitaal bij een daartoe gemachtigde instelling en namelijk het Fonds voor arbeidsongevallen, binnen de maand van het verstrijken van de herzieningstermijn. Artikel 52, 5° van die wet bepaalt dat de gemachtigde verzekeraars verplicht zijn voldoende reservefondsen en waarborgsommen te vestigen in de gevallen en volgens de nadere regels bepaald door de Koning, en dit voor de betaling van de renten of de uitkering van het kapitaal. Overeenkomstig artikel 59bis, 2° en 59quater van de wet wordt het Fonds voor Arbeidsongevallen gestijfd door een bijdrage waarvan het bedrag door de Koning wordt vastgesteld, ten laste van de gemachtigde verzekeringsinstellingen.
Artikel 7, §§1 en 4 van het KB van 30 december 1976 houdende uitvoering van zekere bepalingen van artikel 59quater van de Arbeidsongevallenwet bepaalt dat de gemachtigde verzekeringsinstellingen een jaarlijkse bijdrage aan het FAO verschuldigd zijn, die berekend wordt op basis van de wiskundige reservefondsen, bedoeld in artikel 52, 5° van de wet, zoals gevestigd op 31 december van het voorgaande jaar. Overeenkomstig artikel 8 van dit KB moeten de gemachtigde verzekeringsinstellingen de som van deze gevestigde reserves binnen de twee maanden na het einde van het jaar aan het FAO ter kennis brengen en moeten zij de bijdrage ten laatste op 31 maart betalen.
Wanneer in een dossier de herzieningstermijn in december verstrijkt en de verzekeraar het kapitaal vestigt in januari van het volgende jaar, dan wordt de wiskundige reserve pas gevestigd in de loop van dit jaar. De gemachtigde verzekeringsinstelling moet dit bedrag niet opnemen in de reservefondsen die aan het FAO moeten worden ter kennis gebracht en moet hierop geen bijdrage worden betaald vòòr 31 maart van dat jaar.
Cass. S.07.0051.F, 9 juni 2008 (Nationale Loterij t./ N.A., RSZ en RSVZ)
Aard arbeidsrelatie – Arbeidsovereenkomst – Gezag - Partijenkwalificatie
Wanneer de gegeven s die aan de beoordeling van de feitenrechter worden voorgelegd toelaten de kwalificatie die de partijen aan hun overeenkomst hebben gegeven, uit te sluiten, dan mag deze een andere kwalificatie in de plaats stellen.
Om de partijenkwalificatie van aannemingsovereenkomst te weerleggen en het bestaan van een gezagsverhouding aan te nemen, baseert de feitenrechter zich op een geheel van feitelijke elementen, waaronder:
1°) de uitoefening door de eiseres van de bevoegdheid om instrcuties te geven met betrekking tot de arbeidsplaats, permanenties op zaterdag, de redactie van een gedetailleerd rapport omtrent de taken en de hiervoor dagelijks benodigde werktijd, de verplichte bijwoning van opleidingen en de noodzaak om een akkoord te bekomen indien een opleiding niet kan worden bijgewoond
2°) de uitoefening door de eisereis van haar bevoegdheid om toezicht uit te oefenen op de activiteiten van de tegenpartij door deze te verplichten een aanwezigheidsregister in te vullen, die de prestatieuren vermeldt en door deze te verplichten in haar kantoor te “prikken” aan het begin en het einde van elke dag
3°) de toekenning van een vaste maandelijkse vergoeding
Het arrest beslist wettig dat de partijen zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst.
Uit de vaststelling dat de eiseres aan haar tegenpartij éénzijdig heeft opgelegd om een aanwezigheidsregister in te vullen vanaf maart 1997, vermag de feitenrechter af te leiden dat de partijenkwalificatie niet meer overeenstemt met de uitvoering die aan de overeenkomst werd gegeven op dat ogenblik.
Cass., S.07.0082.F, 9 juni 2008 (RVA t. L.G.)
Werkloosheid – Beschikbaarheid voor arbeidsmarkt – Te leveren inspanningen – Controlebevoegdheid van de rechter
Overeenkomstig artikel 59quater, §5, eerste lid van het Werkloosheidsbesluit (ingevoegd bij KB van 4 juli 2004) licht de directeur die vaststelt dat een werkloze niet voldoende inspanningen heeft geleverd om zicht te integreren op de arbeidsmarkt, deze in van de negatieve evaluatie. De werkloze wordt onder andere uitgenodigd een geschreven overeenkomst te sluiten waarin hij zich ertoe verbindt concrete acties te ondernemen in de loop van de daaropvolgende maanden. Overeenkomstig het twee lid wordt deze concrete acties bepaald door de directeur rekening houdende met de specifieke situatie van de werkloze en de bestaande passende tewerkstellingscriteria die verplichtend of vrijblijvend worden vastgelegd door de minister na advies van het beheerscomité.
De feitenrechter mag het adequate of passende karakter van de door de overeenkomst opgelegde voorwaarden niet meer toetsen, maar heeft de bevoegdheid om na te gaan of de werkloze deze heeft nageleefd.
Cass., S.07.0099.F, 9 juni 2008 (RSZ t./ Techni-pack)
Maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling – Overdracht van personeel – Terugbetaling genoten voordelen
Wanneer wordt vastgesteld dat de netto-toename van het aantal werknemers het gevolg is van een overdracht van personeel die in hoofde van de werkgever in vergelijking met het trimester voorafgaand aan de overdracht, aanleiding heeft gegeven tot een vermindering van het arbeidsvolume, dan moet de werkgever overeenkomstig artikel 6 van de wet van 3 april 1995 de onterecht ontvangen voordelen geheel of gedeeltelijk terugbetalen.
Deze bepaling vereist niet dat er sprake zou zijn van een overdracht van personeel in de zin van Richtlijn 2001/23/EG en van CAO nr. 32bis betreffende de overdracht van onderneming
Cass., S.07.0113.F, 9 juni 2008 (HVW t./ V.V.)
Hanvest van de Sociaal Verzekerde – Rechtzetting eerder beslissing – Inwerkingtreding
Werkloosheid – Verwerping uitgave uitbetalinginstelling – Terugvordering onterecht betaalde prestatie
Wanneer blijkt dat een beslissing behept is met een materiële of juridische vergissing, neemt de sociale verzekeringsinstelling overeenkomstig artikel 17, eerste lid van het Handvest van de Sociaal Verzekerde het initiatief om een nieuwe beslissing te nemen die in werking treedt op datum waarop de rechtgezette beslissing in werking had moeten treden en dit zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de verjaring. Dit artikel bepaalt in haar tweede lid ook dat, zonder afbreuk te doen aan artikel 18, wanneer de fout te wijten is aan de instelling van sociale zekerheid, de nieuwe beslissing in werking treedt op de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving, wanneer het recht op de prestatie kleiner is dan deze die eerste werd erkend.
De Koning bepaalt krachtens artikel 18bis van de wet voor welke sociale zekerheidsregelingen of onderdelen hiervan een beslissing omtrent dezelfde rechten die werd genomen na een onderzeok van de wettigheid van de betaalde prestaties, voor de toepassing van artikel 17 en 18 van de wet niet wordt beschouwd als een nieuwe beslissing. De beslissingen bedoeld in artikel 164 van het Werkloosheidsbesluit worden krachtens artikel 166 van dit besluit voor de toepassing van artikel 17 en 18 van het Handvest niet beschouwd als nieuwe beslissingen. Het betreft de beslissingen van de RVA waarbij, na controle, de uitgaven van uitbetalingsinstellingen geheel of gedeeltelijk verwerpt.
De feitenrechter stelt vast dat de HVW onterecht prestaties heeft uitbetaald nadat een nieuwe beslissing reeds in werking was getreden en dat deze prestaties door de RVA als kosten van de uitbetalingsinstelling werden verworpen. De HVW vordert om die reden de onterecht betaalde prestaties terug van de sociaal verzekerde. Door artikel 17 van het Handvest toe te passen om de terugvordering van de onterecht betaalde prestaties te weigeren, schendt de feitenrechter de wet.
Overeenkomstig artikel 167, eerste lid, 4° van het Werkloosheidsbesluit is de uitbetalingsinstelling aansprakelijk voor voor de betalingen die zij heeft verricht en die het werkloosheidsbureau heeft verworpen of uitgeschakeld uitsluitend wegens een fout of nalatigheid die aan de uitbetalingsinstelling is te wijten, inzonderheid wanneer de stukken buiten de reglementaire termijn aan het werkloosheidsbureau zijn overgemaakt. De verwerping van een uitgave is exclusief te wijten aan een fout of een nalatigheid van de uitbetalingsinstelling wanneer het recht van de werknemer waarmee deze uitgave overeenstemt, bestaat onafhankelijk van deze fout of nalatigheid.
Cass., S.07.0022.F, 9 juni 2008 (RSZ t./ Pharmacie Liegeois)
Aard arbeidsrelatie – Arbeidsovereenkomst – Weerlegbaar vermoeden - Apotheker
Overeenkomstig artikel 3bis (nu quater) van de Arbeidsovereenkomstenwet wordt iedere apotheker die beroepsarbeid verricht in een voor het publiek opengestelde apotheek, geacht verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst voor bedienden ten aanzien van de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar of huurder is van de apotheek, tenzij het tegendeel wordt bewezen.
Het arrest van de feitenrechter stelt vast dat een apotheker die in zodanige apotheek prestaties levert, maandelijkse facturen opstelde met betrekking tot de variabele prestatie die hij leverde, dat hij afwezig kon blijven wanneer hij dat wenste, dat zijn afwezigheden niet onderhevig waren aan de toestemming van de tegenpartij doch enkel moesten meegedeeld worden met het oog op “een goede verstandhouding” en dat hij de enige verantwoordelijke was in de apotheek en aan niemand verantwoording moest afleggen.
Op grond van deze gegevens, die niet verenigbaar zijn met een gezagsverhouding, kon de feitenrechter wettig beslissen dat het vermoeden is weerlegd en dat de apotheker de hoedanigheid van zelfstandige heeft.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten