door Koen Nevens
1. Gisteren verscheen een zoveelste Wet houdende diverse bepalingen I (want er is uiteraard ook een wet houdende diverse bepalingen II) in het Belgisch Staatsblad. Met tal van technische wijzigingen aan het sociaal statuut der zelfstandigen (titel VI), de Arbeidsongevallenwet (Titel VII, Hoofdstuk 1), de kinderbijslag voor werknemers (Titel IX, Hoofdstuk 1), de ZIV-wet (Titel IX, Hoofdstukken 7 en 8) en - o ironie - aan de Wet van 26 december 2007 houdende diverse bepalingen, is het weer bijzonder moeilijk te achterhalen wat de draagwijdte is van de verschillende wetswijzigingen. Twee zaken springen wel in het oog.
Ontslagbescherming voor personeelsvertegenwoordigers bij Europese coöperatieve vennootschap
2. De leden van de bijzondere onderhandelingsgroep, de leden van het vertegenwoordigingsorgaan, de werknemersvertegenwoordigers die hun taak vervullen in het kader van een procedure ter informatie en raadpleging en de werknemersvertegenwoordigers die zetelen in een toezichts- of bestuursorgaan van een SCE of die deelnemen aan de algemene vergadering of aan de vergadering van een sectie of afdeling, die werknemers zijn van de SCE, haar dochterondernemingen of vestigingen of van een deelnemende vennootschap en hun vervangers genieten voortaan van de bijzondere ontslagregeling bepaald door de wet van 19 maart 1991. Deze bijzondere regeling is op hen van toepassing voor elk ontslag dat plaatsvindt in een periode die aanvangt de dertigste dag voorafgaand aan hun aanwijzing en die eindigt de dag waarop hun mandaat een einde neemt.
Invoering van een stelstel van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen voor de autonome overheidsbedrijven
3. Overeenkomstig artikel 161 van de wet kan nu ook elk autonoom overheidsbedrijf het initiatief nemen om niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen in te voeren via een collectieve arbeidsovereenkomst of regeling afgesloten in het paritair comité van het betrokken overheidsbedrijf. De regeling is geënt op deze uit de privé-sector, ingevoerd bij wet van 21 december 2007 en CAO nr. 90 (zie de eerdere blogberichten onder het trefwoord 'loon') en voert de nodige aanpassingen door in de RSZ-wet, de Wet Algemene Beginselen Sociale Zekerheid en het Wetboek Inkomstenbelastingen, zodat ook voor deze voordelen het fiscale en parafiscale gunstregime geldt.
De wet is van toepassing op de voordelen die vanaf 1 januari 2008 worden betaald of toegekend volgens de geëigende procedure en heeft dus terugwerkende kracht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten