1. Enkele dagen geleden presenteerde een nieuw Nederlands technologiebedrijf met de o zo Hollandse naam "Klomptek" een nieuw product, dat aan een werkgever de mogelijkheid biedt om het gebruik van de aan de werknemers ter beschikking gestelde mobiele telefoons op vrij absolute wijze te beheren en te controleren. Het bedrijf ziet in haar product vooral een middel bij uitstek om de kosten die gepaard gaan met het gebruik van die toestellen in de hand te houden. "(t)he Company Administrator can define limitations for Non-Business calls", aldus Klomptek. Het is meer bepaald zo dat die administrator zicht heeft op de telefoontjes die door de werknemer werden gepleegd en kan bepalen welke van professionele en welke van privé-aard zijn. Ook de op de gsm aanwezige snufjes zoals toegang tot internet en email en het gebruik van de ingebouwde camera kunnen door de werkgever geblokkeerd worden.
Op The Next Web Conference 2009 waar Klomptek zijn product voorstelde, kreeg het bedrijf de wind van voor: boegeroep... Het concept vloekt natuurlijk met de "Robin Hood"-filosofie die heel wat web 2.0-appicaties kenmerkt. Ook het bedrijf zelf is zich daarvan bewust, want op de website lezen we: "To realize that all that you do with your Company Mobile Phone is displayed on the R(emote)C(all)M(anager) Web Admin panel, is shocking to some Employees".
2. Deze ontwikkeling brengt uiteraard het haast klassiek aan het worden vraagstuk over het recht op privacy van werknemers te berde. Het toont ook aan dat hoezeer ook de autonomie van de moderne werknemer wordt geroemd, het werkgeversgezag nog niet tot het verleden behoort. Integendeel, met betrekking tot sommige categorieën zoals handelsvertegenwoordigers en huisarbeiders (de zogenaamde telewerkers) kan men zich de vraag stellen of zij vandaag niet duidelijker dan vroeger onder gezag van hun werkgever staan. Indertijd konden zij immers echt "hun goesting" doen wanneer de baas niet in de buurt was. Nu baant "ubiquitous control" zich een weg in arbeidsrelaties-op-afstand.
Om te beoordelen of aan het recht op privacy van de werknemer geen afbreuk wordt gedaan, dringt zich een finaliteits- en proportionaliteitstoets op. Met betrekking tot het (thans vervallen) wetsvoorstel Mahoux tot regeling van het toezicht op werknemers door middel van een monitoringsysteem verbonden met het GPS-navigatiesysteem van dienstwagens, maakte de Commissie ter Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer reeds die oefening. Het advies kan dus dienen als bron van inspiratie, maar betreft natuurlijk de inschakeling van een andere technologie. De Senaat had aan de Commissie nochtans gevraagd de impact van alle nieuwe technologieën op de persoonlijke levenssfeer van de werknemer te onderzoeken. de Commissie was echter van oordeel dat dit onmogelijk was "omdat de vraagstelling haar daartoe te uitgebreid l(ee)k."
3. De finaliteit van het hier besproken product is volgens Klomptek het beheersen van kosten, maar door aan de werkgever ook een min of meer gedetailleerd overzicht van het verrichte telefoonverkeer aan te bieden kan het product uiteraard ook voor andere doeleinden worden ingeschakeld. Het laat met name toe na te gaan of de werknemer tijdens de werkuren niet onnodig veel zit te bellen voor privé-doeleinden. In zijn advies bij het wetsvoorstel Mahoux hamert de Privacycommissie vooral op de noodzaak van een voorafgaande toestemming door de werknemer. Daarmee wordt aansluiting gezocht bij artikel 5, a) van de Privacywet, dat bepaalt: "persoonsgegevens mogen slechts verwerkt worden in één van de volgende gevallen : a) wanneer de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend". Ook de vertegenwoordiger van Klomptek vindt trouwens dat bedrijven er goed aan doen de werknemers een contract te laten tekenen bij het overhandigen van de gsm.
Het vereisen van een toestemming van de werknemer, ligt ook in de lijn van artikel 122 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie. Dit artikel handelt over het verwerken door telecomoperatoren van verkeersgegevens, zijnde gegevens die worden verwerkt voor het overbrengen van communicatie over een elektronische communicatienetwerk of voor het factureren van een dergelijke communicatie. Dit artikel stelt meer bepaald dat "onder toestemming voor de verwerking (...) wordt verstaan de vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger aanvaardt dat verkeersgegevens die op hem betrekking hebben worden verwerkt".
Er lijkt geen reden te zijn om aan een derde, die géén operator is, doch die dergelijke informatie verwerkt en ter beschikking stelt aan een andere derde, minder stringente voorwaarden op te leggen. In een advies met betrekking tot een (eveneens vervallen) wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 wees ook de Privacycommissie reeds hierop, weliswaar met betrekking tot artikel 123 van de wet dat handelt over locatiegegevens (gegevens die worden verwerkt in een elektronische communicatienetwerk waarmee de geografische positie van de eindapparatuur van een eindgebruiker van een voor het publiek beschikbare elektronische communicatiedienst wordt weergegeven) : "De Commissie wil er echter de aandacht op vestigen dat de diensten met een toegevoegde waarde aangeboden kunnen worden door een derde leverancier (niet-operator) op basis van locatiegegevens die niet afkomstig zijn van een operator maar rechtstreeks van de eindapparatuur. De gsm-toestellen die tegenwoordig op de markt zijn, worden immers gecombineerd met een gps-systeem. Dit type gsm-toestellen verwerkt locatiegegevens die rechtstreeks aan een verstrekker van diensten met een toegevoegde waarde kunnen worden meegedeeld. In dat geval moet de operator niet meer voldoen aan de verschillende verplichtingen die hem bij wet werden opgelegd. De verplichtingen die de wet aan de operatoren oplegt, strekken zich momenteel niet uit tot dit type van leveranciers. Bijgevolg zijn de abonnees en gebruikers van dit type dienst enkel beschermd door de algemene wet betreffende de persoonlijke levenssfeer en niet door de specifieke, bijkomende regels betreffende de elektronische communicatie. De gebruikers van dit type dienst krijgen dus minder bescherming aangeboden en er is een verschil in bescherming naargelang de locatiedienst gebruik maakt van locatiegegevens afkomstig van een communicatienetwerk (bijvoorbeeld op basis van gsm-antennes) of van een externe bron of netwerk (bijvoorbeeld op basis van gps-informatie)."
4. Wat betreft de doelstelling van kostenbeheersing voor de werkgever rijst toch de vraag of het niet overmatig is de verkeersgegevens van de werknemer te verwerken en aan deze kenbaar te maken. Er bestaan tenslotte minder ingrijpende technieken om een rem te plaatsen op de door de werknemer gemaakte kosten. In denk hierbij aan de bill split-formule waarbij de gsm-factuur door de operator slechts tot aan een welbepaald bedrag aan de werkgever wordt gepresenteerd. De operator kan in dat geval natuurlijk ook de verkeersgegevens doorspelen aan de werkgever, maar moet zich dan minstens houden aan het hoger vermelde artikel 122 van de wet van 13 juni 2005.
Met betrekking tot het wetsvoorstel Mahoux overwoog de Privacycommissie tenslotte ook dat "(i)ndien we van de veronderstelling uitgaan dat het systeem geïnstalleerd is met de bedoeling de uitvoering van de taken toevertrouwd aan de werknemers te controleren, (...) dit een gerichte controle (zou) moeten zijn en gerechtvaardigd door aanwijzingen die misbruik door bepaalde werknemers doen vermoeden. (...) Een permanente controle waarbij er middels een lokalisatiesysteem een systematische lezing van de geregistreerde gegevens plaatsvindt, moet in principe als overmatig worden beschouwd." De Commissie suggereerde dat, indien een permanente controle toch gerechtvaardigd wordt geacht, er minstens een mogelijkheid zou moeten bestaan voor de werknemer om het systeem uit te schakelen, zeker wanneer de arbeidstijd erop zit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten