door K. Nevens
Volksvertegenwoordiger Hans Bonte had kritiek op de keuze van de nieuwe datum, omdat hij ervan uitgaat dat de Koning slechts de nodige uitvoeringsbesluiten kan treffen tot aan die datum (Parl. St. 2009-2010, nr. 2299/16, p. 11). Zoals Minister Onkelinkx terecht antwoordde, kan de Koning ook nog na 1 januari 2010 de besluiten nemen, zonder dat hij evenwel nog de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende wetsbepalingen kan vaststellen. Men kan zich dus afvragen waarom zo geknoeid wordt met die "uiterlijke datum van inwerkingtreding". Als de uitvoeringsbesluiten die de leden van de Commissie benoemen, de procedure nader bepalen, etc., na 1 januari 2010 mogen worden genomen, dan mochten ze immers ook na 1 januari 2009 of zelfs na 1 januari 2008 worden genomen. Mij stoort het dus absoluut niet dat de wet in werking is getreden in 2008, 2009 of op een andere datum en dat de Commissie dan formeel het daglicht zag. Ik vind het wel triestig dat er al die tijd geen uitvoeringsbesluiten werden genomen waardoor de Commissie de facto sedert die (steeds wijzigende) datum van inwerkingtreding niet meer dan een lege doos is, reden waarom Karel Mortier ook oordeelde dat de Arbeidsrelatiewet een maat voor niets is.
2. Als het de bedoeling is van de regering om de illusie te wekken dat de Koning toch tijdig is opgetreden (id est voor de door de wetgever vastgestelde uiterlijke datum van inwerkingtreding), dan moet - naar analogie met mijn eerder voorstel - die uiterlijke datum maar verder in de tijd verlegd worden, desnoods tot 1 januari 2050 (!), of nog beter, dan moet die uiterlijke datum maar geschrapt worden, en moet de Koning conform artikel 343 van de Arbeidsrelatiewet maar zelf de datum van inwerkingtreding van de Commissie-bepalingen vaststellen ergens vòòr die datum in de toekomst of, ingeval er geen uiterlijke datum van inwerkingtreding is, wanneer het Zijne Majesteit belieft. Deze strategie zou tenminste als voordeel hebben dat de wetsbepalingen maar in werking treden op het ogenblik dat de Commissie niet alleen op papier, maar ook in werkelijkheid is opgericht en dus reeds functioneel is.
Met dit laatste denk ik (opnieuw) vooral aan de door artikel 338, §2 van de Wet verleende mogelijkheid voor de partijen bij een arbeidsrelatie om een gezamenlijke ruling te vragen tot één jaar na inwerkingtreding van dit artikel. Nu deze bepaling in werking is getreden op 1 januari 2010 loopt deze termijn al, maar de Commissie is nog niet operationeel! Minister Onkelinkx mag dan wel bij hoog en bij laag beweren dat de nodige KB's op komst zijn (zie Parl.St. Kamer 2009-2010, nr. 2299/16, p. 11), dit doet niets af aan het feit dat de tijd wegtikt, en dat de wettelijke termijn van een jaar ondertussen in de praktijk al is gereduceerd tot 11 maanden en 3 weken...
Met andere woorden, er moet dus worden vastgesteld dat de paradox dat de termijn van 1 jaar zou verstrijken voordat deze afdeling effectief is opgericht, een paradox die de regering wou vermijden door de uiterlijke datum van inwerkingtreding van de Commissie-bepalingen te verdagen tot 1 januari 2010 (zie Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2299/1, p. 33), zich nog steeds kan voordoen, en dat de aanvraagtermijn van 12 maanden alvast niet vanaf de eerste dag benuttigd kan worden.
3. Het weze trouwens ook opgemerkt dat artikel 46 van de Wet van 30 december 2009 het hoger vermelde artikel artikel 338, §2 wijzigde en de uitdrukking "na inwerkingtreding van de wet" verving door "na inwerkingtreding van dit artikel". In een eerder blogbericht had ik reeds erop gewezen dat die eerste uitdrukking dubbelzinnig is, omdat naargelang de wetsbepaling er een andere datum van inwerkingtreding geldt. Zo zijn de zogeheten principe-bepalingen reeds in werking getreden op 1 januari 2007... De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat in de Franse tekst van meet af aan werd gesproken van "l'entrée en vigeur du présent article", iets wat mij indertijd was ontgaan. De Nederlandse tekst bevatte dus een materiële vergissing (zie Parl. St. 2009-2010, nr. 2299/1, p. 33), maar dit zegt ook weer veel over de betrouwbaarheid van de Nederlandse tekst.
2. Als het de bedoeling is van de regering om de illusie te wekken dat de Koning toch tijdig is opgetreden (id est voor de door de wetgever vastgestelde uiterlijke datum van inwerkingtreding), dan moet - naar analogie met mijn eerder voorstel - die uiterlijke datum maar verder in de tijd verlegd worden, desnoods tot 1 januari 2050 (!), of nog beter, dan moet die uiterlijke datum maar geschrapt worden, en moet de Koning conform artikel 343 van de Arbeidsrelatiewet maar zelf de datum van inwerkingtreding van de Commissie-bepalingen vaststellen ergens vòòr die datum in de toekomst of, ingeval er geen uiterlijke datum van inwerkingtreding is, wanneer het Zijne Majesteit belieft. Deze strategie zou tenminste als voordeel hebben dat de wetsbepalingen maar in werking treden op het ogenblik dat de Commissie niet alleen op papier, maar ook in werkelijkheid is opgericht en dus reeds functioneel is.
Met dit laatste denk ik (opnieuw) vooral aan de door artikel 338, §2 van de Wet verleende mogelijkheid voor de partijen bij een arbeidsrelatie om een gezamenlijke ruling te vragen tot één jaar na inwerkingtreding van dit artikel. Nu deze bepaling in werking is getreden op 1 januari 2010 loopt deze termijn al, maar de Commissie is nog niet operationeel! Minister Onkelinkx mag dan wel bij hoog en bij laag beweren dat de nodige KB's op komst zijn (zie Parl.St. Kamer 2009-2010, nr. 2299/16, p. 11), dit doet niets af aan het feit dat de tijd wegtikt, en dat de wettelijke termijn van een jaar ondertussen in de praktijk al is gereduceerd tot 11 maanden en 3 weken...
Met andere woorden, er moet dus worden vastgesteld dat de paradox dat de termijn van 1 jaar zou verstrijken voordat deze afdeling effectief is opgericht, een paradox die de regering wou vermijden door de uiterlijke datum van inwerkingtreding van de Commissie-bepalingen te verdagen tot 1 januari 2010 (zie Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2299/1, p. 33), zich nog steeds kan voordoen, en dat de aanvraagtermijn van 12 maanden alvast niet vanaf de eerste dag benuttigd kan worden.
3. Het weze trouwens ook opgemerkt dat artikel 46 van de Wet van 30 december 2009 het hoger vermelde artikel artikel 338, §2 wijzigde en de uitdrukking "na inwerkingtreding van de wet" verving door "na inwerkingtreding van dit artikel". In een eerder blogbericht had ik reeds erop gewezen dat die eerste uitdrukking dubbelzinnig is, omdat naargelang de wetsbepaling er een andere datum van inwerkingtreding geldt. Zo zijn de zogeheten principe-bepalingen reeds in werking getreden op 1 januari 2007... De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat in de Franse tekst van meet af aan werd gesproken van "l'entrée en vigeur du présent article", iets wat mij indertijd was ontgaan. De Nederlandse tekst bevatte dus een materiële vergissing (zie Parl. St. 2009-2010, nr. 2299/1, p. 33), maar dit zegt ook weer veel over de betrouwbaarheid van de Nederlandse tekst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten