22 april 2010

Ontslag versus 'Pacta Sunt Servanda': de zaak Advocaat

door K. Nevens

L’esclavage, c’est fini (…) Maintenant c’est le droit du travail”, zo opperde de voorzitter van de Koninklijke Belgische Voetbalbond naar aanleiding van de affaire Dick Advocaat (persconferentie d.d. 16 april 2010). In een vorig blogbericht gaf ik reeds te kennen dat François De Keersmaecker wel graag het juridische puntje op de i zet. In de zaak Advocaat hervalt hij. De feiten hiervan zijn ondertussen bij iedereen wel bekend: de Nederlandse voetbaltrainer die in september 2009 werd aangesteld als ‘selectieheer’ van de Rode Duivels, bleek niet de heer te zijn die velen in hem zagen. Enkele dagen geleden verbrak hij immers eenzijdig zijn (arbeids)overeenkomst met de KBVB. Hij laat de Belgische voetbalselectie onbeheerd in afwachting van een lucratief Russisch aanbod. Dick Advocaat begrijpt de commotie en verontwaardiging in België niet. Voetbaltrainers worden ontslaan, dus voetbaltrainers kunnen ontslag nemen, zo argumenteert hij.

De voorzitter van de KBVB – tevens advocaat van beroep – ziet dat anders. Hoewel hij inziet dat de voetbalbond Dick Advocaat niet tot uitvoering van de gesloten arbeidsovereenkomst kan dwingen, hamert hij steeds weer op 'het gegeven woord', reden waarom de met Advocaat geïmporteerde assistent-bondscoach Bert Van Lingen vooralsnog zijn C4 niet kreeg. Elke vraag van de pers – immer op zoek naar ‘diepgang’ – botst op het keukenlatijn van de jurist: “pacta sunt servanda”, ook met betrekking tot Bert Van Lingen. De KBVB zal zijn contract met de man honoreren...voor zolang het duurt, allicht.

De ironie van het verhaal wil dan nog dat het rechtsbeginsel 'pacta sunt servanda' indertijd bij uitstek door een Nederlander werd verdedigd, met name Hugo De Groot (Grotius). Ik quoteer even een passage uit zijn werk De iure belli ac pacis [1625] (vertaald door A.C. Campbell [1814]): “God himself, who can be limited by no established rules of law, would act contrary to his own nature, if he did not perform his promises. From whence it follows that the obligations to perform promises spring from the nature of that unchangeable justice, which is an attribute of God, and common to all who bear his image, in the use of reason.”Het moge duidelijk zijn dat Advocaat niet het evenbeeld van God is.

Hoe dan ook, François De Keersmaecker gaat – zoals vele hedendaagse juristen – jammer genoeg eraan voorbij dat de spreuk 'pacta sunt servanda' voluit eigenlijk luidt: “pacta quantumcumque nuda, servanda sunt”. Met die stelregel zetten de Middeleeuwse canonisten zich af tegen de formaliteiten bij contractsluiting die eigen waren aan het Romeins recht. Met andere woorden, het keukenlatijn waaraan FDK minstens impliciet refereert, houdt verband met de vraag vanaf wanneer er sprake is van een geldige verbintenis en in het bijzonder of een ‘gegeven woord’ zonder verder plichtplegingen, daartoe volstaat. Het is in die context dat de passage uit het werk van Grotius moet worden gelezen. Over de vraag hoe men zich op een later tijdstip kan ontdoen van een verbintenis, zegt de welgekende spreuk dus eigenlijk niets, en vooral, dit wordt daardoor ook niet uitgesloten. Het argument van de voorzitter is dus al bij al niet zo doeltreffend.

De canonistische leer kan natuurlijk in al zijn rigeur worden doorgetrokken: een gegeven woord, eens gegeven, kan dan niet meer ongedaan worden gemaakt. In kaarterstermen: “De tafel plakt”. Voor overeenkomsten van bepaalde duur vormt dat op zich geen probleem en is dit ook het uitgangspunt. De betrokken partijen weten immers op voorhand waaraan zich te verwachten. Toch mildert het arbeidsovereenkomstenrecht: “Is de (arbeids)overeenkomst voor bepaalde tijd aangegaan, dan is de partij die de overeenkomst beëindigd zonder dringende reden vóór het verstrijken van de termijn, gehouden de andere partij een vergoeding te betalen, die gelijk is aan het bedrag van het loon dat verschuldigd is tot het bereiken van die termijn, zonder echter het dubbel te mogen overtreffen van het loon dat overeenstemt met de duur van de opzeggingstermijn, die in acht had moeten worden genomen, indien de overeenkomst zonder tijdsbepaling was gesloten” (art. 40, §1 Arbeidsovereenkomstenwet). En overeenkomsten van onbepaalde tijd? Die kunnen gewoonweg opgezegd worden (art. 37, §1 Arbeidsovereenkomst). Het tegendeel zou nogal draconisch zijn, het verkeerd begrepen pacta sunt servanda ten spijt.

Geen opmerkingen: