17 januari 2012

Werknemers die werkzaam zijn op gasboorplatformen op het tot een lidstaat behorende gedeelte van het continentaal plat vallen in beginsel onder het Unierecht


De prejduciële vraag

Salemink, die de Nederlandse nationaliteit heeft, was vanaf 1996 als verpleegkundige en radiografist werkzaam op een gasboorplatform van de Nederlandse Aardolie Maatschappij. Dat platform is gelegen buiten de Nederlandse territoriale wateren, op het Nederlandse gedeelte van het continentaal plat, op een afstand van ongeveer 80 km van de Nederlandse kust.

Op 10 september 2004 is Salemink van Nederland naar Spanje verhuisd. Vóór zijn vertrek naar Spanje was Salemink verplicht verzekerd overeenkomstig de Nederlandse wettelijke socialezekerheidsregeling, volgens welke degene die zijn dienstbetrekking buiten Nederland vervult, niet als werknemer wordt beschouwd, tenzij hij in Nederland woont en zijn werkgever eveneens in die lidstaat woont of gevestigd is. Vanwege zijn verhuizing naar Spanje voldeed Salemink niet meer aan dit woonplaatsvereiste en was hij bijgevolg niet langer verplicht verzekerd, met name tegen arbeidsongeschiktheid.

Nadat Salemink zich op 24 oktober 2006 ziek had gemeld, heeft hij op 11 september 2007 een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aangevraagd, met ingang van 24 oktober 2008.

Die aanvraag werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen afgewezen omdat Salemink, na zijn verhuizing naar Spanje, (vanaf 10 september 2004) niet meer verplicht verzekerd was en niet langer in aanmerking kwam voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

In die omstandigheden heeft de Rechtbank Amsterdam (Nederland) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof van Justitie gevraagd of het Unierecht zich ertegen verzet dat een werknemer die werkzaam is op een vaste installatie op het tot een lidstaat behorende gedeelte van het continentaal plat, in die lidstaat niet verplicht verzekerd is ingevolge de nationale wettelijke regeling, uitsluitend omdat hij niet woonachtig is in die lidstaat, maar in een andere lidstaat.

Antwoord van het Hof

Het Hof onderzoekt om te beginnen of het Unierecht van toepassing is op de situatie van Salemink. In dit verband herinnert het Hof eraan dat uit het internationaal zeerecht volgt dat de kuststaat over het continentaal plat soevereine rechten uitoefent ter exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van het plat. Die rechten zijn exclusief in die zin dat, indien de kuststaat het continentaal plat niet exploreert of de natuurlijke rijkdommen ervan niet exploiteert, niemand deze werkzaamheden mag gaan verrichten dan met de uitdrukkelijke toestemming van de kuststaat. Wat de kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen op het continentaal plat betreft, heeft de kuststaat het uitsluitende recht om deze te bouwen en de bouw, de werkzaamheden en het gebruik ervan te machtigen en te regelen. De kuststaat bezit dus de uitsluitende rechtsmacht over die kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen.

Aangezien het tot een lidstaat behorende gedeelte van het continentaal plat onder de, zij het functionele en beperkte, soevereiniteit van die staat valt, moet arbeid die een werknemer op vaste of drijvende installaties die zich op het continentaal plat bevinden, in het kader van de exploratie en/of exploitatie van natuurlijke rijkdommen verricht, voor de toepassing van het Unierecht worden aangemerkt als arbeid verricht op het grondgebied van die staat.

Nu is vastgesteld dat het Unierecht van toepassing is, onderzoekt het Hof vervolgens of het Unierecht zich ertegen verzet dat een persoon in de situatie van Salemink, nadat hij zijn woonplaats naar Spanje heeft verplaatst, wordt uitgesloten van het stelsel van verplichte verzekering.

In dit verband beklemtoont het Hof dat het aan de wettelijke regeling van elke lidstaat staat om vast te stellen onder welke voorwaarden het recht of de verplichting tot aansluiting bij een stelsel van sociale zekerheid of een bepaalde tak van een dergelijk stelsel ontstaat. Niettemin moeten de lidstaten, die weliswaar bevoegd blijven om de voorwaarden voor aansluiting bij hun stelsels van sociale zekerheid in te richten, bij de uitoefening van deze bevoegdheid het Unierecht eerbiedigen. Die voorwaarden mogen, enerzijds, niet tot gevolg hebben dat van het toepassingsgebied van een nationale wettelijke regeling worden uitgesloten de personen op wie diezelfde wettelijke regeling krachtens het Unierecht van toepassing is. Anderzijds moeten de stelsels van aansluiting bij verplichte verzekeringen verenigbaar zijn met de bepalingen inzake het vrije verkeer van werknemers.

Het Unierecht bepaalt uitdrukkelijk dat op degene die op het grondgebied van een lidstaat werkzaamheden in loondienst uitoefent, de wetgeving van die staat van toepassing is, „zelfs indien hij op het grondgebied van een andere lidstaat woont”. Dat recht zou niet worden geëerbiedigd indien het woonplaatsvereiste waarvan de wettelijke regeling van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werkzaamheden in loondienst worden verricht, de aansluiting bij de aldaar geldende verplichte verzekeringsregeling afhankelijk stelt, kan worden tegengeworpen aan personen die in die lidstaat werken maar in een andere lidstaat wonen. Het Unierecht heeft tot gevolg dat voor deze personen het woonplaatsvereiste wordt vervangen door de voorwaarde die berust op de uitoefening van werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van de betrokken lidstaat.
 
Derhalve is een nationale wettelijke regeling krachtens welke de woonplaats bepalend is voor de vraag of een werknemer die werkzaam is op een gasboorplatform dat is gelegen op het tot een lidstaat behorende gedeelte van het continentaal plat, al dan niet in aanmerking komt voor een verplichte verzekering in die lidstaat, in strijd met het Unierecht.

Bovendien moet worden vastgesteld dat een dergelijke nationale wettelijke regeling niet-ingezeten werknemers, zoals Salemink, wat hun sociale verzekering in Nederland betreft in een minder gunstige situatie plaatst dan ingezeten werknemers, en daardoor inbreuk maakt op het door het Unierecht gegarandeerde beginsel van vrij verkeer.

Derhalve antwoordt het Hof dat het Unierecht zich ertegen verzet dat een werknemer die werkzaam is op een vaste installatie op het tot een lidstaat behorende gedeelte van het continentaal plat, in die lidstaat niet verplicht verzekerd is ingevolge de nationale wettelijke werknemersverzekeringen, uitsluitend omdat hij niet woonachtig is in die lidstaat, maar in een andere lidstaat.

Geen opmerkingen: