07 mei 2015

Indexsprong en loonstop

door E. Timbermont
 
1. Op de valreep werden eind vorige maand twee wetten in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd die volgens de federale regering de competitiviteit van de Belgische ondernemingen ten aanzien van de ondernemingen uit onze buurlanden dienen te garanderen en de loonkostenhandicap (deels) dienen weg te werken.
 
2.            De eerste wet van 23 april 2015 tot verbetering van de werkgelegenheid verscheen op 27 april jl. in het Belgisch Staatsblad. De tweede titel van deze wet voorziet in de veel besproken indexsprong van 2%. Hiertoe wordt het KB van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994, op bepaalde punten gewijzigd.
 
Vooreerst worden de termen ‘gezondheidsindex’ en ‘afgevlakte gezondheidsindex’ gedefinieerd. De gezondheidsindex is een maandelijkse prijsindex die licht van de consumptie-index verschilt. Zo worden een aantal producten die in de consumptie-index opgenomen zijn (waaronder alcoholische dranken en tabakswaren) niet in de gezondheidsindex opgenomen. De afgevlakte gezondheidsindex wordt op haar beurt omschreven als het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste vier maanden.
Teneinde de indexsprong daadwerkelijk door te voeren maakt de wet een onderscheid tussen drie periodes, m.n. de periode voor de blokkering van de afgevlakte gezondheidsindex, de periode van de effectieve blokkering van de afgevlakte gezondheidsindex en de periode na de blokkering van de afgevlakte gezondheidsindex. Wat de eerste periode betreft, wordt de afgevlakte gezondheidsindex tot maart 2015 berekend zoals hiervoor vermeld vermenigvuldigd met een factor één. In de tweede periode (i.e. vanaf april 2015 tot de opheffing van de blokkering) wordt de afgevlakte gezondheidsindex geblokkeerd op het niveau dat in maart 2015 bereikt werd. Gedurende deze periode wordt evenwel een referentie-index bijgehouden die gelijk is aan de afgevlakte gezondheidsindex vermenigvuldigd met een factor 0,98. De derde periode (i.e. de opheffing van de blokkering) vangt aan in de maand waarin voormelde referentie-index hoger is dan de afgevlakte gezondheidsindex van de maand maart 2015. Deze maand wordt de referentiemaand genoemd. Op dat ogenblik zal de indexsprong van 2% immers gerealiseerd zijn en zal de blokkering ophouden te bestaan. De wet sluit voor het overige vanaf april 2015 tot aan de referentiemaand uitdrukkelijk de (theoretische) mogelijkheid van negatieve loonindexeringen uit.
Om aan de indexsprong blijvende gevolgen toe te kennen is in de wet voorzien dat de afgevlakte gezondheidsindex vanaf de referentiemaand berekend wordt door het rekenkundig gemiddelde van de gezondheidsindexen van de laatste vier maanden te vermenigvuldigen met 0,98.
Merk op dat de indexsprong in beginsel zowel in de private als de publieke sector van toepassing, ongeacht het bestuursniveau. Krachtens artikel 6, §1, VI, vijfde lid, 3° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is de federale overheid immers in beginsel voor het prijs-en inkomensbeleid bevoegd. Het voorgaande werd in het advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving  bij het voorontwerp van wet tot verbetering van de werkgelegenheid d.d. 11 maart 2015 uitdrukkelijk bevestigd.
Naar (slechte) gewoonte wordt de schending van de bepalingen aangaande de indexsprong door de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber door artikel 171 Sociaal Strafwetboek bestraft met hetzij een strafrechtelijke geldboete van EUR 300 tot EUR 3.000, hetzij een administratieve geldboete van EUR 150 tot EUR 1.500. De geldboetes worden vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers waarvoor een schending van deze bepalingen vastgesteld wordt.
Deze wet is op 27 april 2015 in werking getreden.
3.            De tweede wet van 28 april 2015 tot instelling van de maximale marge voor loonkostenontwikkeling voor de jaren 2015 en 2016 werd op 30 april 2014 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Deze wet regelt de (eveneens veelbesproken) loonstop.
Alvorens verder te gaan kan reeds opgemerkt worden dat, in tegenstelling tot de voorgaande jaren, de marge voor de loonkostenontwikkeling (de zogenaamde ‘loonnorm’) per jaar bepaald wordt.
De wet stelt de loonnorm voor het jaar 2015 vast op 0%. Dit betekent dat de totale brutoloonmassa van de werkgever in 2015, net zoals in 2013 en 2014, niet mag stijgen. Bijgevolg zal de gemiddelde loonkost per werknemer in voltijdse equivalenten niet mogen toenemen.  Merk evenwel op dat bepaalde individuele loonsverhogingen nog steeds toegelaten zijn. Denk bijvoorbeeld aan bestaande baremieke loonsverhogingen, overlonen, niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen, etc.
Voor 2016 wordt een lichte stijging van de totale brutoloonmassa van 0,5% (eventueel verhoogd met 0,3% van de nettoloonmassa) toegelaten. Wat precies onder de ‘nettoloonmassa’ dient begrepen te worden, is in de wet evenwel niet bepaald.
Deze regelgeving is van toepassing op de privé-sector en (sinds kort) op de economische overheidsbedrijven (zoals bijvoorbeeld de NMBS, Belgacom, etc.).
De werkgever die de bepalingen inzake de loonnorm overtreedt wordt met een administratieve geldboete van EUR 250 tot EUR 5.000 gesanctioneerd.
Deze wet is op 30 april 2015 in werking getreden.
4.            In tegenstelling tot de voorgaande jaren, waarin eveneens een loonstop doorgevoerd werd, doch de lonen ten gevolge van de indexering konden blijven stijgen, zal de huidige combinatie van de loonstop en de indexsprong er in beginsel voor zorgen dat de lonen in 2015 niet, en in 2016 nauwelijks, zullen stijgen.


Geen opmerkingen: