29 juni 2008

Over het verband tussen kennis van de Nederlandse taal en sociale rechten

door Koen Nevens

1. In een eerder blogbericht werd gewezen op het “taalbeleid” dat HP Pelzer voert en misschien nog steeds voert. Ter herinnering, werknemers worden of werden er verplicht “in de refter” de Nederlandse taal te gebruiken, ook onderling. Enkele dagen geleden verscheen dan weer het bericht dat voetbalclub RSC Anderlecht haar spelers verplicht zich te verdiepen in de kennis van het Frans: “voor wie geen Frans leert, volgen boetes”. Allicht vreest RSCA, net zoals tal van Amerikaanse werkgevers, die daarom ook “english only-policies” uittekenen, dat Spaans wel eens de voertaal van het personeel zou kunnen worden. De instroom aan Argentijnse spelers gaat immers door bij paars-wit.

2. Dat Belgische werkgevers weinig graten zien in het opleggen van taallesverplichtingen hoeft niet te verwonderen, nu in het bijzonder Vlaamse overheden de toekenning van zekere rechten reeds afhankelijk hebben durven stellen van vereisten inzake het verwerven van kennis van de Nederlandse taal.

Zo bepalen artikel 92, §3, 6° en 7° van de Vlaamse Wooncode dat de huurder van een sociale woning de verplichting heeft om een “bereidheid te tonen om Nederlands aan te leren”. Het Arbitragehof heeft reeds geoordeeld dat het zevende lid, dat deze taalvereiste oplegt in de rand- en taalgrensgemeenten noch in strijd is met artikel 16bis van de Bijzondere Wet Hervorming Instellingen de dato 8 augustus 1980, noch afbreuk doet aan de door de Grondwet gegarandeerde taalvrijheid (art. 30 GW) (zie het arrest nr. 104/2007). Volgens het Hof zijn de sociale huisvestingsmaatschappijen nog steeds ertoe gehouden, en heeft de Vlaamse decreetgever dit ook niet willen tenietdoen, de regeling inzake de facilteiten te respecteren, zodat een huurder wel verplicht kan worden het Nederlans te leren.

“Indien de kandidaat-huurders of de huurders gevestigd in de faciliteitengemeenten daarom verzoeken, moeten de schriftelijke en mondelinge contacten met de hiervoor bedoeldeverhuurders in het Frans verlopen (artikel 12 en artikel 25 van de bestuurstaalwet). De in de randgemeenten door de verhuurders uitgereikte getuigschriften, verklaringen, machtigingen en vergunningen moeten in het Frans worden gesteld indien de kandidaat-huurders of de huurders daarom verzoeken (artikel 26 van de bestuurstaalwet). Dezelfde regeling geldt voor de getuigschriften afgegeven door de verhuurders in de taalgrensgemeenten (artikel 14 van de bestuurstaalwet).”
Met betrekking tot artikel 30 GW zegt het Arbitragehof verder: “(de bepalingen van het decreet) verplichten (de huurder) overigens niet die taal te gebruiken, noch in zijn betrekkingen met andere particulieren, noch in zijn betrekkingen met de verhuurder van de sociale woning.”

Men kan zich de kolder al voorstellen: een sociale huisvestingsmaatschappij uit een randgemeente die in het Frans briefwisseling voert over de verplichting tot het aantonen van een zekere bereidheid om het Nederlands aan te leren, ontvangt de volgende brief van een huurder (fictie!):

“Cher monsieur le locateur,

Je vous affirme que je peux parler le néerlandais (ci-joint les attestations nécessaires), mais envers vous, je ne le veux pas. Tant pis pour vous parce que selon la Cour d’Arbitrage, cela est légale!

Sincères salutations et sentiments distingués,”

De bepalingen van de Vlaamse Wooncode: niet meer dan een pyrrhus-overwinning voor de bevordering van de Vlaamse taal.

3. De stad Gent wil in navolging van de gemeente Geraardsbergen dan weer de toekenning van het leefloon schorsen indien de gerechtigde teveel spijbelt tijdens de opgelegde lessen Nederlands. Deze verplichting maakt, zo vermoed ik, allicht deel ik uit van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie, dat wordt geformaliseerd in een contract (zie artt. 6, §2 en 13, §2 Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en hoofdstuk IV KB van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie [beiden BS 31 juli 2002]). Of er van het sluiten van een werkelijke overeenkomst sprake is, kan worden betwijfeld (zie hieromtrent P. Sichien, “De activeringsfunctie van de sociale zekerheid: een juridische analyse”, Jura Falconis 2005-2006, aflevering 2).

Gents OCMW-voorzitter Geert Versnick vindt dit maar logisch: “Mensen hebben rechten, maar ze hebben ook de plicht om de kansen te grijpen die we hen geven” ("OCMW wil leefloners strenger controleren", Het Nieuwsblad Online, 27 juni 2008). Dit antwoord is vandaag haast cliché geworden. Het is als het ware een volkse omschrijving van het concept activering, dat ondertussen niet meer uit het Vlaamse arbeidsmarktbeleid en het Belgische sociale zekerheidsrecht is weg te denken. Sichien definieert activering als “een geheel van positieve en negatieve incentives die de overschakeling van een passieve uitkeringssituatie naar een actieve participatie aan de arbeidsmarkt helpen te bevorderen (cf. “De activeringsfunctie van de sociale zekerheid: een juridische analyse”, Jura Falconis 2005-2006, aflevering 2).

Het Genste OCMW wil taallessen verplichtend opleggen en met de stok zwaaien wanneer iemand heeft gespijbeld. Een onderzoek van het Centrum voor Sociaal Beleid (UA), toevallig ook deze week bekend gemaakt, toont nochtans aan dat het leefloon maar een mager bedrag is, ja zelfs “flagrant te laag is” in vergelijking met de Europese armoedegrens! (zie De Tijd Online, 26 juni 2008) Voor alle duidelijkheid, een alleenstaande persoon ontvangt volgens de wet 6.666,00 euro op jaarbasis (art. 14, §1, 2° RMI-wet): 555, 50 euro per maand, of in de huidige context: ongeveer 351,6 liter super95-benzine. Geconfronteerd met zulke cijfers rijst de vraag of in plaats van de stok, niet eerder de wortel zou kunnen worden gebruikt. Kan de gerechtige op een leefloon misschien niet een extraatje krijgen omdat hij zeer getrouw lessen Nederlands volgt, of is “de armen straffen”, om Loïc Wacquants woorden te gebruiken(cf. zijn boek Straf de armen. Het nieuwe beleid van de sociale zekerheid, Berchem, Epo, 2006), zoveel dankbaarder?

4. De Vlaamse overheden en bijna alle politieke partijen denken met de taallesverplichtingen de sociale en maatschappelijke integratie te stimuleren (zie hieromtrent het artikel van Liesbeth Van Impe, "De taal is nooit meer gansch het volk", De Morgen Online, 28 juni 2008). Welke bijdrage een dakloze anderstalige zonder leefloon aan de Vlaamse samenleving levert, moet echter nog worden ontdekt. Niemand zal ontkennen dat kennis van de Nederlandse taal een element is dat integratie vergemakkelijkt. Honderden en meer Vlamingen volgen met veel plezier en zonder dat iemand hen verplicht lessen Italiaans, Spaans, etc. om eens “een klapke” te kunnen doen op vakantie.

Het denkbeeld dat elke anderstalige per definitie onwillig en lui is om het Nederlands te leren, klopt niet en is volledig afgestemd op het in Vlaanderen gekoesterde beeld van de Franstalige bewoner uit de Brussel rand die inderdaad misschien wel kan, maar niet wil. Deze bewoner is echter naar alle waarschijnlijkheid niet degene die een sociale woning of een leefloon aanvraagt. Ook de Franstalige bourgeoisie uit Gent zal trouwens niet meteen wakker liggen van het taalbeleid van het stedelijk OCMW. Het verband tussen de onwil om het Nederlands te leren en sociale fraude is allesbehalve evident en de noodzaak om de toekenning van sociale rechten te koppelen aan een anti-franskiljons beleid is bedenkelijk.

Tenslotte, hoeveel tolerantie blijft er in Vlaanderen voor zij die gebrekkig Nederlands praten, want hoe goed moet het Nederlands van de anderstalige zijn? Als inwoner van Oostkamp (West-Vlaanderen), doch geboren en getogen in Aalst (Oost-Vlaanderen) geraak ik ondertussen eraan gewend dat ze bij de bakker opkijken als ik een bruin brood in plaats van een “brun” brood bestel. Sommige Vlamingen lachen heimelijk als een franstalige weervrouw in Zomer 2008 vertelt communicatiewetenschappen te hebben “bestudeerd” in plaats van “gestudeerd”. Een Franstalige vrouw, woonachtig in het noorden van Henegouwen - nabij Geraardsbergen, durft sedert enkele jaren in het publiek geen Nederlands meer te praten nadat ze ooit bij een Vlaamse beenhouwer verschrikkelijk werd uitgelachen toen ze vroeg naar 150gram “gekakt”, terwijl ze uiteraard “gehakt” bedoelde. Maar ondertussen is de kennis van de Franse taal bij de Vlaamse scholier en student nochtans ook niet zo uitmuntend... (Persmededeling Vlaams minister van Onderwijs, 12 maart 2008)

Geen opmerkingen: